Jan Riemersma en zijn vrouw Trienke doen het sinds enkele jaren wat rustiger aan. Dat wil zeggen, de pootaardappelen zijn uit het bouwplan. De drang om het uiterste te halen uit hun gewassen, is er bij de akkerbouwers uit Munnekezijl niks minder om. ‘Wij vinden het leuk om aan proeven mee te werken.’

Wie bij de familie Riemersma de schuur in loopt, heeft het meteen in de gaten: hier wonen secure mensen. Alle machines en gereedschappen staan schoon in het gelid, in een al even smetteloze schuur. ‘Zo hebben we altijd gewerkt en zo blijven we werken’, zegt Riemersma. Tot drie jaar geleden, teelden ze nog volop pootaardappelen, maar daar hebben ze bewust afstand van gedaan.

‘Als je aardappelen teelt, dan moet je er bovenop zitten. We kregen wat gezondheidsklachten en we hadden geen opvolgers. Dan weet je: er komt een moment dat je moet stoppen. Daar moet je dan ook niet te lang mee wachten. We zijn van oudsher een betrokken HZPC-teler en de teelt is altijd heel goed voor ons geweest; we hebben zelden teleurstellingen gehad. Maar dat vraagt dan ook wel heel veel werk en aandacht: je moet er op de juiste momenten zijn, je moet schoon werken en we deden altijd ons uiterste best voor goed afgerijpt gewas. Dat is intensief. Nu hoeft dat allemaal niet meer. Zonder aardappelen kunnen we het nog heel lang volhouden.’

‘Tarwe zaaien in oktober geeft in onze ervaring de beste uitgangssituatie’

Wintertarwe mooi de grond in

Het huidige bouwplan op het ruim 110 hectare tellende bedrijf bevat nog maar een klein deel aardappelen. Jaarlijks verhuurt Riemersma tussen de 5 en 10 hectare aan proefboerderij Kollumerwaard, die het gebruikt als extra areaal voor onderzoek. De rest van het bouwplan vullen ze in met 20 hectare gerst, 60 hectare wintertarwe, 17 hectare suikerbieten en 7 hectare braak. De grondsoort bestaat uit lichte klei, met een afslibbaarheid variërend tussen de 20 en 45 procent. Dankzij het mooie najaarsweer hebben ze alle wintertarwe onder prachtige omstandigheden kunnen zaaien. Riemersma laat het perceel naast het huis zien, dat er mooi egaal op staat. ‘Het liefst zaaien we in oktober. Dat geeft in onze ervaring de beste uitgangssituatie.’

Ploegen versus directzaai

Riemersma is een overtuigde ploeger. Dit jaar kocht hij een nieuwe on-landploeg, waarmee hij ook in de voor kan ploegen. ‘Ik volg de ontwikkelingen op gebied van NKG met belangstelling, maar ik denk eigenlijk dat ploegen de komende tijd weer belangrijker wordt, nu er steeds meer gewasbeschermingsmiddelen wegvallen. Zowel onkruiden als gewasresten met ziekten ploeg je weg. En zo kan je schoon beginnen.’

Niettemin ligt er dit jaar een proef op zijn bedrijf met directzaai. De lokale dealer Geertsema zaaide met een Claydon-machine tarwe rechtstreeks in een gerstestoppel. ‘Hij wilde dat laten zien en voor zo’n experiment staan we altijd open. De tarwe staat er inmiddels prima op, moet ik zeggen, al oogt het allemaal wel wat rommeliger en staat er wat meer onkruid. Niet alarmerend hoor, dat krijgen we wel weg.’ Hij is benieuwd naar de resultaten. De maaidorser van het bedrijf beschikt over een opbrengstmeter, dus als het goed is, valt er tijdens de oogst in 2025 meteen wat over te zeggen.

Mede vanwege de centrale ligging van het akkerbouwbedrijf, organiseren bedrijven al meerdere jaren kennisbijeenkomsten op het bedrijf van de Riemersma’s.

Proef met ureummeststoffen

Afgelopen jaar voerde Jan Riemersma een proef uit voor agrarisch toeleverancier en graancollecteur Hoogland BV. Het gaat om enkele vloeibare ureummeststoffen die Hoogland BV zelf samenstelt, aangevuld met humuszuren of biostimulanten. Deze H-line meststoffen werden vergeleken met de standaardaanpak; het strooien van KAS-S. De verschillen in opbrengst waren na het natte groeiseizoen duidelijk te zien. Riemersma pakt de cijfers er nog even bij: ‘Op het praktijkgedeelte dorste ik 7.300 kilogram, de overige meststoffen gaven opbrengsten variërend van 7.500 tot 8.100 kilogram per hectare. Een duidelijk verschil.’

Voor wat betreft de oogst in z’n algemeen: Het was een jaar met lage opbrengsten, die volgens Riemersma voor een deel te wijten zijn aan stikstofgebrek. ‘Ik zag dat duidelijk terug op plekken waar ik wat overlap heb gestrooid met stikstof. Daar schoot de opbrengstmeter soms twee ton omhoog. Door de overvloedige neerslag zijn we gewoon een deel van onze nitraatstikstof kwijtgeraakt. Vloeibare ureum is onder die omstandigheden in het voordeel.’ Het is volgens hem iets om in de gaten te houden, in verband met toenemende weersextremen en steeds scherpere gebruiksnormen. ‘Al kan je verliezen nooit helemaal voorkomen.’ Dierlijke mest zetten ze zoveel mogelijk in het voorjaar in. ‘Wij hebben goede ervaringen met sleepslangen in de wintertarwe. Op die manier benut je de stikstof in de mest maximaal. Je rijdt wel wat sporen, maar ik zie dat zelden terug in de opbrengstmetingen.’

Kennisbedrijf voor Hoogland

Mede vanwege de centrale ligging van het bedrijf, op de grens van Groningen en Friesland, organiseert Hoogland al meerdere jaren kennisbijeenkomsten op het bedrijf van de Riemersma’s. Ook daar komen dit soort proeven onder de aandacht, net als de rassenproef wintertarwe. Riemersma wijst door het keukenraam naar buiten, in de richting van het demoveld waar ook dit jaar weer tien verschillende rassen liggen. Afgelopen zomer hield Hoogland een techniekbijeenkomst in de schuur, waarbij de bezoekers verschillende noviteiten op gebied van gewasbescherming van dichtbij konden bekijken en daar tekst en uitleg bij kregen. Het ging om een bijeenkomst die meetelt voor het verlengen van de spuitlicentie. ‘We hadden hier onder andere Homburg en Agrifac te gast, met de nieuwste technieken, verder stond hier het EZ-Connectsysteem en ook een spotsprayer. Het is net als met de veldproeven; wij vinden het gewoon mooi om daar aan mee te werken. Kennis moet je delen. We hebben hier altijd veel groepen ontvangen en ook stagiaires gehad. En dat blijven we graag doen.’

‘Wij spoten nooit met fungiciden in bieten, maar nu is het wel nodig’

Bladziekten in bieten

In de bietenteelt hebben vooral bladziekten de aandacht, een fenomeen dat nog vrij nieuw is in deze regio. ‘Wij spoten nooit met fungiciden in de bieten, maar inmiddels is het wel nodig. Gemiddeld is één keer genoeg, maar een perceel voor de late levering hebben we dit jaar zelfs drie keer gespoten. De omstandigheden vroegen er helaas om.’

Ze baseren hun beslissing mede op de gegevens uit de BAS-app van IRS en Cosun. Een van de weerpalen uit het landelijk dekkende netwerk dat hiervoor wordt gebruikt, staat bij hen in een bietenperceel. Het apparaat geeft zes keer per uur door hoe het is gesteld met de temperatuur en luchtvochtigheid op 15 centimeter hoogte. Die data wordt dan weer gebruikt voor het berekenen van de infectiekansen. ‘Verder blijven we natuurlijk zelf goed waarnemen in het veld. Net als met aardappelen zul je het gewas van dichtbij moeten blijven bekijken. We hebben het al met al vrij goed onder controle kunnen houden.’ Met sterkere rassen, maar ook biostimulanten, hoopt Riemersma het probleem de komende jaren verder te beteugelen. ‘Ik zou daar best wat proeven daarvan op ons land willen hebben.’

Vorig artikelAlarm! brandgevaarlijke accu’s veroveren boerenerf
Volgend artikelAlle seinen in Den Haag op groen voor doelsturing