John en zijn vader Jos de Bruijckere telen 165 hectare pootaardappelen in het Zeeuwse Aardenburg. Ze benadrukken dat het voor het rendement van de teelt niet gaat om de omvang van het areaal, maar om de opbrengst per hectare. Dat vereist het nauwkeurig sturen van de teelt. ‘Het gaat om de puntjes op de i.’
Het heeft de avond en nacht ervoor veel geregend en gewaaid. Het selectiewerk ligt daarom even stil. ‘Er zit nu meer virus in dan in andere jaren’, constateert John in de kantine in een van de loodsen op het bedrijf. Zijn vader Jos is ook aangeschoven. Een groot deel van het pootaardappelland huren ze van actieve of inmiddels minder actieve collega’s. De huurprijs die ze betalen, is afgestemd op de kwaliteit en op het gebruiksgemak van het perceel. Ze betalen bijvoorbeeld een plus voor goede fosfaat- en kaligehalten, voor een goede afslibbaarheid en voor grote kavels. ‘Dat kost ons per saldo meer’, vertelt John. ‘Maar het stimuleert de verhuurder om meer aandacht te geven aan het perceel. Als hij bijvoorbeeld zware grond vóór 10 september ploegt, krijgt hij een meerprijs. We willen dat de verhuurder zich er bewuster van wordt dat wij meer willen betalen voor een perceel dat voor ons meer waard is.’
Het gaat om de potentiële opbrengst die een perceel kan leveren, legt Jos uit: ‘Je hebt voor pootaardappelen de eerste 30 ton maal 30 cent nodig om uit de kosten te komen.’ John: ‘De grootste uitdaging is de opbrengst boven de 30 ton. Daar slagen we meestal ook ruimschoots in. Ons doel is om de maximale opbrengst eruit te halen en boven het regiogemiddelde uit te komen. Het gaat niet om de omvang van je areaal, maar om de opbrengst per hectare. Teelttechnisch kan er veel, maar met een groot areaal moet je er wel aan toekomen om de teelttechnische mogelijkheden te benutten.’
Drogen in de busremise
De Bruijckere bouwde een bewaarplaats voor de pootaardappelen die aan beide zijkanten open kan. De eerste drie weken na de oogst staan de kisten daarin met alleen de zijkanten tegen elkaar open, zonder ventilatie. Ze zagen de goede resultaten daarvan toen ze een aantal jaren een voormalige busremise gebruikten waarvan ook beide zijkanten open waren. ‘Dat geeft het beste resultaat’, stelt John de Bruijckere.
Bij pootgoed haal je alleen rendement als je de puntjes op de i zet, legt hij uit. Punt één voor een goed rendement is de bodemkwaliteit. Daarom doet De Bruijckere er veel aan om die in goede conditie te brengen. Percelen die ze bijkopen, laten ze eerst kilveren. De teelt van pootgoed begint bij de teelt in het voorgaande jaar en bij de bewaring. Daarom hanteert De Bruijckere twee bewaarregimes, in beide gevallen met de kiemgroeiregulator Talent. Rassen die makkelijk kiemen bewaren ze op 6 graden, rassen die lastig kiemen op 7,5 graden. Doel daarvan is voldoende stengels op de planten te krijgen. Dat is een belangrijke voorwaarde voor een goede opbrengst, benadrukt de teler. ‘Voorheen keken we nooit naar het aantal stengels’, zegt John. ‘Wij zijn onder andere door de teeltbegeleiding vanuit TTW heel anders naar de planten gaan kijken.’
Loof verkoopt slecht
De telers proberen ook bij bemesting de puntjes op de i te zetten. Ze laten in de winter altijd grondmonsters nemen. Poters krijgen aan de basis slechts 60 procent van het standaard stikstofadvies. ‘Iedereen wil graag een groot gewas, maar loof verkoopt zo slecht’, zegt John. Vorig jaar gaven de percelen met het minste loof de beste opbrengsten.
‘Te veel stikstof in de knol zorgt ook voor een lager onderwatergewicht’, legt hij uit. ‘Dat maakt het bewaren lastiger.’ Zo nodig geeft de teler een extra stikstofgift. ‘Bijstrooien kan altijd, eraf halen lukt niet.’
Hij gebruikt verschillende tools om te bepalen hoeveel stikstof hij bijgeeft. Een belangrijk hulpmiddel zijn de sensoren op de spuit. Hij laat TTW groeicurven maken van de data die de sensoren vastleggen. Andere hulpmiddelen zijn de opbrengstpotentie van het ras en de BijmestMonitor op basis van analyses van de direct opneembare nutriënten in de bodem en van het gewas.
‘Het gaat niet om de omvang, maar om de opbrengst per hectare.’
Vader en zoon sturen per perceel bij, niet plaatsspecifiek binnen het perceel.
John: ‘Je kunt prachtige kleurenkaarten maken van percelen, dat doen we ook, maar de opgave is al groot genoeg om een perceel perfect te krijgen.’ ‘Je moet eerst de basis goed onder de knie krijgen’, vervolgt vader Jos. ‘Pas daarna komt de vraag hoe je plaatsspecifiek kunt bijsturen.’
De helft minder middel
Gewasbescherming en bladbemesting zijn ook tools om de teelt te sturen. De Bruijckere spuit elke vijf dagen. Dat strakke ritme hanteert hij vooral om luizen te bestrijden. Tegelijk spuit hij tegen phythophtora plus olie en vaak ook een bladmeststof.
Van 0 naar 165 hectare pootaardappelen
Pootaardappelen is het belangrijkste gewas op het bedrijf van De Bruijckere Agro, van Jos en John de Bruijckere in Aardenburg (Z), vlakbij België. Ze telen 165 hectare S-pootgoed, voor een groot deel op huurland. Het totale bouwplan omvat ruim 300 hectare. Vader Jos de Bruijckere startte 30 jaar geleden met akkerbouw door het huren van één perceel, naast zijn toenmalige baan.
De telers spuiten met een Agrifac Condor Airflow. De luchtondersteuning beperkt de drift voor meer dan 90 procent. De pulserende doppen zitten op 25 centimeter afstand van elkaar. Dat biedt de mogelijkheid om veel te besparen op middel, want als de aardappelplanten klein zijn, spuiten alleen de doppen boven de aardappelruggen. De twee tussenliggende doppen staan dicht. Dat gebeurt ook bij het doodspuiten van de planten na het loofklappen. Bij onkruidbestrijding na opkomst is het net andersom: de doppen boven de rijen staan dicht, de twee tussenliggende doppen staan open. Voor alle bespuitingen na de vollevelds bespuiting met bodemherbiciden. Is op deze manier slechts de helft van de hoeveelheid middel nodig. Op jaarbasis bespaart De Bruijckere daarmee tienduizenden euro’s aan middelen.
Hoe groter het areaal, hoe moeilijker is het om in de teelt de puntjes op de i te zetten. Willen de ondernemers nog verder groeien? ‘Je kunt niet onbeperkt groeien’, antwoordt vader Jos. ‘De arbeidsfilm klopt nu en als het met 160 hectare niet lukt, lukt het ook niet met 300 hectare. Het gaat niet om de omvang, maar om de opbrengst per hectare.’