Onderzoek en kwaliteitscontrole zijn van essentieel belang voor een bedrijf dat eigen producten ontwikkelt en op de markt brengt. Agriton in Noordwolde laat dit onderzoek niet aan externen over, maar heeft een eigen laboratorium.
Agriton is leverancier en producent van natuurlijke producten voor de agrarische sector. Deze producten zijn erop gericht om de chemische, fysische en biologische aspecten in de kringloop bodem-plant-dier-mest te verbeteren. Daarbij kan worden gedacht aan vloeibare bladmeststoffen van Agro-Vital en Microferm, effectieve micro-organismen (EM) die worden gebruikt bij de productie van Bokashi. Deze EM wordt op het bedrijf zelf geproduceerd.
Drijvende kracht achter het laboratorium van Agriton is directeur Jan Feersma Hoekstra. Op de Hogere Landbouwschool deed hij de studierichting onderzoek akkerbouw en werd hij gegrepen door de inzichten en passie voor onderzoek van het team leerkrachten dat er in de jaren tachtig werkzaam was. ‘Het was een goed team dat mijn hele denkwereld heeft veranderd.’ De inmiddels allang gepensioneerde Siem Simons – autoriteit op het gebied van aaltjes – is nog steeds met onderzoek voor Agriton bezig.
Kennis cruciaal
Feersma Hoekstra buigt zich onder andere over de vraag hoe de akkerbouw efficiënter met meststoffen kan omgaan. Daarbij is kennis van de bodem en van de chemische en microbiële processen die zich hierin afspelen, cruciaal. Alleen een analyse van die bodem is voor hem niet voldoende. En dat maakt het belang van een eigen laboratorium duidelijk.
‘Ontvlechting van akkerbouw en veehouderij is doodsteek van agrarische sector’
‘De schaalvergroting slaat overal toe, ook onder de laboratoria die grondmonsters analyseren. Deze laboratoria moeten steeds meer monsters verwerken en gebruiken hiervoor de modernste technieken. Deze nieuwe technieken zijn gebaseerd op algoritmes, oftewel voorspellingen en aannames. We proberen als mens alles in wiskundige modellen te leggen. We voorspellen steeds meer en meten steeds minder’, stelt de directeur.
‘Het is hier geen productielab’
Het laboratorium van Agriton richt zich op microbieel onderzoek en op chemisch onderzoek. Na een reorganisatie van de bedrijfsgebouwen hebben beide activiteiten een eigen bedrijfsruimte. Er zijn drie medewerkers (2 fte) werkzaam op het laboratorium. Op de afdeling microbiologie vindt vooral kwaliteitscontrole plaats van de EM die op het bedrijf wordt geproduceerd. Met behulp van een DNA-techniek kan worden bepaald welke en hoeveel microbiologie er in het product zit. Op de afdeling chemie vinden verschillende onderzoeken plaats. Zo worden de aangeleverde meststoffen gecontroleerd op de juiste samenstelling en ideeën voor nieuwe producten uitgewerkt. Momenteel wordt onder andere gewerkt aan een product dat het eiwitgehalte van tarwe verhoogt en een onderzoek naar een betere kiemkracht door fosfaatopname van aardappelknollen. Voor het laboratorium van Agriton koopt directeur Feersma Hoekstra apparatuur op dat door grote laboratoria is afgeschreven, maar nog in goede staat is. ‘De grote laboratoria werken met steeds grotere apparatuur waarbij minder arbeid nodig is. Wij kunnen nog prima uit de voeten met de arbeidsintensievere technieken. Daarmee kunnen we juist gerichter onderzoek doen’, legt de directeur uit. De nieuwste aankoop is een gaschromatograaf die binnenkort wordt geleverd. ‘Het is hier geen productielab. We sparren regelmatig met elkaar en bedenken bijvoorbeeld welke apparatuur het beste voor een bepaald onderzoek kan worden gebruikt’, vertelt Ingrid Visser die werkzaam is op het chemische laboratorium. ‘Geen dag is hetzelfde’, beamen Annelie Vuist en Fokelien de Wal die verantwoordelijk zijn voor het microbiële deel.
Niet dat de uitslagen van een grootschalig laboratorium als Eurofins Agro niet juist zijn, haast hij zich te zeggen. ‘Ik wil niet beweren dat onze methode beter is, maar wij meten andere dingen en interpreteren de uitslag anders.’ Dat heeft te maken met de visie van Agriton. ‘Wij kunnen de plant niet voeden, dat moet de microbiologie in de bodem doen. Het gaat erom hoe de beschikbare mineralen door de plant kunnen worden opgenomen. En daarbij worden in onze ogen soms verkeerde aannames gedaan. Neem bijvoorbeeld niet in water oplosbare elementen. De grote laboratoria gaan er van uit dat die in de bodem niet opneembaar zijn, maar die aanname klopt niet.’
Substantieel onderzoek
Om zijn visie met feiten te kunnen ondersteunen, dook en duikt Feersma Hoekstra nog regelmatig het laboratorium in. ‘Ik wil weten of het waar is, daarvoor hebben we ons eigen laboratorium. Er wordt bijna geen substantieel onderzoek meer gedaan; heel veel onderzoek is tegenwoordig gebaseerd op ander onderzoek. We nemen maar aan en zijn niet kritisch genoeg. In het Engels spreekt men van ‘re-search’ oftewel ‘opnieuw zoeken’. Dat spreekt me aan.’
Niet dat in het laboratorium van Agriton alles onderzocht kan worden. De werking van microbiologie en micro-organismen is (nog) niet te meten en kan daardoor niet wetenschappelijk worden verklaard. ‘Maar we kunnen wel kijken naar andere indicatoren zoals het organische stofgehalte, de kleideeltjesverhouding en slempgevoeligheid van de bodem. Door anders naar bodemanalyses te kijken, hebben wij ook een andere visie op bemesting. En daar zijn onze producten op gebaseerd. Onze bladmeststoffen Bladkali TS en EfficieNt28 bijvoorbeeld zijn in ons eigen laboratorium doorontwikkeld en EM Silage is hier helemaal ontstaan.’
Diversiteit
Behalve onderzoek en productontwikkeling is ook het doorgeven van kennis een belangrijke drijfveer van Agriton. En aan de basis van die kennis staat het eigen onderzoek. Feersma Hoekstra wil de kennis die met het onderzoek wordt vergaard, inzetten voor een volhoudbare landbouw. Diversiteit is daarbij het kernwoord. ‘We moeten anders gaan denken. De genetische basis waarmee nu in de plantenveredeling en fokkerij wordt gewerkt, is veel te smal. En de ontvlechting van de akkerbouw en veehouderij is de doodsteek van de agrarische sector. Er is veel te veel specialisatie; als het dan ergens mis gaat, gaat het ook echt goed mis. De kringloop en de bodem moeten terug als basis voor een gezonde landbouw.’