Gangbaar doorboeren zoals we het jarenlang deden in Nederland gaat niet. Maar alleen nog maar biologisch produceren evenmin. Mariëlle Keijzer combineert daarom het beste van deze twee werelden op haar akkerbouwbedrijf in Lelystad. ‘Biologische en gangbare landbouw moet je niet polariseren. Je hebt ze beide nodig. Sterker nog, ze kunnen elkaar juist versterken.’
‘Mariëlle zet zich in om een balans te vinden tussen ecologie en akkerbouw’, zo staat er te lezen in het juryrapport van de Waarde-Ring Flevoland. De Waarde-Ring is een waarderingsprijs van de Dutch Food Week. De onderscheiding wordt door meerdere provincies uitgereikt aan personen die zich inzetten om burgers en boeren rondom voedselproductie te verbinden. Akkerbouwer Mariëlle Keijzer (45) uit Lelystad kreeg de prijs eind oktober uitgereikt. Daarmee wordt ze volgens landbouwgedeputeerde Jan Klopman beloond voor haar inzet voor een landbouw ‘met maatschappelijk draagvlak en toekomst in Nederland’.
Zo staat er op het erf van Mariëlle een speciale wasplaats voor de veldspuit, werkt ze nauw samen met Het Flevo-landschap en is ze secretaris in het bestuur van Boerennatuur Flevoland. Ook is ze betrokken bij een aantal toekomstgerichte landbouwprojecten en maakt ze burgers met bedrijfsrondleidingen bewuster van wat er komt kijken bij voedselproductie. ‘Ik kende de prijs eerlijk gezegd niet, maar waardering krijgen is altijd mooi’, lacht ze.
Boerenbloed kriebelde
Mariëlle Keijzer deed de landbouwschool, maar had jarenlang een baan buiten de landbouw. Het boerenbloed bleef echter kriebelen en in 2015 ging ze met haar ouders in een VOF. In 2019 nam ze het ouderlijk akkerbouwbedrijf over aan de Meerkoetenweg in Lelystad. Ze runt hier een gangbaar pachtbedrijf met 54 hectare grond (44 tot 48% afslibbaar) en teelt in een 1 op 4 rotatie fritesaardappelen, zaaiuien, wintertarwe, suikerbieten en gras. De ruim 11 hectare Agria’s zijn bestemd voor de lange bewaring en gaan naar fritesproducent Aviko. Vorig jaar haalde ze netto bijna 63 ton product van een hectare. Haar inschatting is dat de opbrengst, mede dankzij beregening, dit jaar bijna vergelijkbaar is. In de uien haalde ze dit jaar zo’n 55 ton van het land, aanzienlijk meer dan vorig jaar. ‘Ik werk dit jaar voor het eerst met het ras Hybelle, dat lijkt een goede keus te zijn geweest.’
‘Dat alle telers biologisch worden, is niet realistisch’
Tegenover het bedrijf ligt De Burchtkamp. Dit natuurgebied is in beheer van Het Flevo-Landschap, de provinciale natuurbeschermingsorganisatie. Aan de voorzijde van dit gebied ligt 37 hectare landbouwgrond. Op deze grond runt ze een biologisch bedrijf en teelt ze op 28 tot 34 meter brede stroken grasklaver, haver, gerst, luzerne en dit jaar voor het eerst ook soja. Het gangbare bedrijf staat op haar naam, het biologische bedrijf op naam van haar vader Jan, die op 72-jarige leeftijd nog volop actief is op beide bedrijven. ‘De meeste werkzaamheden doen we samen’, vertelt ze.
Dankzij het maken van progressieve plannen en veel overleg lukte het om aanvankelijk 14 en uiteindelijk 37 hectare van Het Flevo-landschap in pacht te krijgen. Mariëlle bedacht een plan om ‘met een mooie combinatie tussen landbouw en natuur’ meer biodiversiteit in het gebied te krijgen. Dit plan behelst de teelt van een aantal gewassen op brede stroken, in combinatie met een aantal niet-roulerende bloemblokken, twee keverbanken van 480 meter lang, 3,5 meter breed en 70 cm diep en een aantal braak- en zomertortelvoedselveldjes. ‘We begonnen met een kleinere oppervlakte, maar in dit gebied wemelt het van de ritnaalden en emelten, dus we hebben ook wel eens een misoogst.’ Door de grotere oppervlakte, met bredere stroken, meer gewassen en een betere combinatie met natuurlijke elementen, levert deze opzet alle partijen winst op. ‘Ons als akkerbouwers meer risicospreiding, werkgemak en opbrengst en Flevo-landschap meer natuur en biodiversiteit’, zegt Mariëlle.
Studieclub houdt scherp
Mariëlle Keijzer draait mee in de bedrijfseconomische studieclub van Countus. Deze staat onder begeleiding van Erik Arts. ‘Ik ben de enige vrouw, maar dat maakt me niet uit. Het zijn allemaal akkerbouwers in dezelfde leeftijdscategorie, op hetzelfde punt in hun leven. ’s Zomers kijken we bij de gewassen op elkaars bedrijf en in de winterperiode vergelijken we de bedrijfseconomische cijfers. Dat geeft veel inzicht en basis om verbeteringen aan te brengen in teelttechniek, kostenbeheersing, maar ook bijvoorbeeld afzetstrategie.’
Subsidie provincie helpt
Een vetpot is het niet, de zeer extensieve manier van boeren op het biologische bedrijf. ‘Het is behoorlijk experimenteel wat we doen. Maar dat is niet erg: we vinden het ook gewoon leuk en het levert veel nieuwe kennis op.’ Zo doet Keijzer Agro samen met 24 andere strokentelers mee aan het CropMix-programma van Wageningen University & Research (WUR). Hierin onderzoekt WUR samen met telers de mogelijkheden van strokenteelt. Ondertussen klopte de assertieve akkerbouwer aan bij Provincie Flevoland voor ondersteuning. Daar lagen wat potjes klaar en nu ontvangt ze een meerjarige subsidie voor het inzaaien en onderhouden van de ecologisch ingerichte stroken, maar ook voor het geven van rondleidingen van groepen burgers door het gebied.
Niet omschakelen naar bio
Vanuit de burgergroepen die ze rondleidt, krijgt ze regelmatig de vraag waarom ze niet geheel overschakelt op een biologische bedrijfsvoering. Keijzer is dat voorlopig niet van plan. ‘Omdat ik realistisch ben. De vraag naar biologische producten is tot nu toe beperkt’, stelt ze. Daar komen nog wat argumenten bij. ‘Als we voldoende betaalbaar voedsel willen blijven produceren, dan moeten we vooral niet allemaal biologisch worden.’ Ze is ook niet overtuigd dat biologisch per definitie beter is of dat de biologische bodems gezonder zijn.
Steeds minder input
Keijzer benadrukt dat ze op haar gangbare bedrijf toewerkt naar steeds minder input. ‘Het komende jaar ga ik op een baan van zo’n 42 meter minder spuiten met herbiciden. De eerste twee onkruidbestrijdingen laat ik achterwege en dan maar eens zien wat er gebeurt.’ Dit voorjaar kocht ze een wiedeg die nu mooi voor dit experiment kan worden ingezet Zo probeert ze voortdurend de grenzen te verleggen. De voorjaarsrundveedrijfmest is vervangen door strorijke geitenmest in het najaar. Elk voorjaar neemt ze stikstofmonsters om een gerichte kunstmestgift te kunnen geven en dus ook kunstmest en daarmee kosten te besparen. Voor het spuiten verdiept ze zich in de weersomstandigheden en de windkracht. ‘Als het gaat regenen of het waait hard, ga je niet spuiten. Je middel spoelt dan af of waait weg. Dat is niet alleen slecht voor de omgeving, het is ook nog eens zonde van het geld.’ Ze gebruikt sensoren en onlineprogramma’s om het middelengebruik verder terug te dringen.
‘Geef ons gewoon doelen en geld’
Ploegen beter dan NKG
Ook voor wat betreft de omschakeling van ploegen naar niet-kerende grondbewerking (NKG) is Mariëlle bepaald niet overtuigd. ‘Als je gewasresten onvoldoende onderwerkt, moet je eerder terugvallen op fungiciden. Ik geloof nog steeds in ploegen, niet te diep, 22, hooguit 23 centimeter’ Ook qua vogels en biodiversiteit constateert ze verschillen. ‘Op het gangbare bedrijf huppelen de gele kwikstaarten vrolijk rond tussen de wintertarwe. Tussen de aardappelruggen heb ik in het voorjaar kievitsnesten en zien we regelmatig kwartels.’ Zo niet op het biologische bedrijf.
Haar verklaring: hier wordt later ingezaaid en vinden meer bewerkingen plaats. ‘Uit monitoring komt ook naar voren dat op het gangbare bedrijf heel andere soorten vogels zitten dan op het biologische bedrijf. Maar ze foerageren wel over en weer. De kiekendief houdt van een landschap met een open karakter en niet van de hoge vegetatie van de bloemblokken, zoals die zijn aangelegd op het biologische bedrijf. Daarom vliegt hij naar het gangbare bedrijf om muizen te zoeken. Op het biologische bedrijf zitten veel insecten door de vaste bloemblokken. Maar als mijn aardappelveld mooi in bloei staat – daar spuit ik niet tegen luis – heb ik daar ook veel insecten.’
De moraal van haar verhaal: biologisch en gangbaar hebben beide hun eigen sterke elementen en kunnen elkaar versterken. Daarom moet je ze niet polariseren, maar elk in hun eigen kracht laten. Keijzer: ‘Net zoals je met groenblauwe dooradering droge en natte landschapselementen afwisselt, moet je dat met biologische en gangbare boeren ook doen. Dan krijg je een mooi complementair geheel, een wisselwerking tussen de sterke elementen van beide vormen van landbouw.’
Ze vindt ook dat dat de insteek moet zijn van de landbouwhervorming in Nederland. Ze ziet het als ieders verantwoordelijkheid om op eigen manier emissies te reduceren. ‘Gangbare boeren weten allemaal dat er iets moet gebeuren. Maar dwing ze niet om biologisch te worden, bufferstroken op duur land te realiseren of tot kalenderlandbouw. Geef ons gewoon duidelijke doelen en een zak met geld, dan maken wij er een prachtig gebied van.’
Geen erfemissies meer
Nooit meer erfemissie van olie-, benzine- of gewasbeschermingsmiddelenrestanten. Daar zorgt deze was- en vulplaats met Phytobac op het erf voor. In stand blauw, de regenwaterafvoerstand, loopt het water vanuit de afvoerput rechtstreeks naar de bezinksloot naast het erf. ‘Als ik de trekker schoonmaak en er komt olie van af, dan gaat hij op geel. Dan loopt het water door een zandvangput en vervolgens door een olie- en benzineafscheider, die aan de rand van de wasplaats zijn ingegraven, naar de bezinksloot’, vertelt Mariëlle. Als ze de veldspuit gaat reinigen of vullen, gaat de handel op rood. ‘Dan komt het water met middelrestanten terecht in een aparte voorraadtank van 9.000 liter. Een pomp druppelt de vloeistof over de twee phytobakken. De bodembacteriën in de phytobakken breken de residuen vervolgens af.’ Keijzer is blij dat ze niet heeft afgewacht. Daardoor kreeg ze op de investering van ruim € 40.000 65% provinciale subsidie. ‘Het levert me financieel niks op, maar het geeft veel gemak, je geeft het goede voorbeeld en het is een kwestie van tijd dat dit verplicht wordt.’