Samenwerken met een melkveehouder kan voor een akkerbouwer voordelen opleveren. Econoom Jelle Zijlstra van Wageningen UR nam twee samenwerkingen op de Fries-Groningse klei onder de loep: die van de broers Grijpma in Warfstermolen en die tussen akkerbouwer Jelte Wiersma in Pieterzijl en melkveehouder Korné van der Velde in Niehove.

De broers Wietze Jan (43) en Jacob (37) Grijpma in Warfstermolen hebben de taken op hun gemengde bedrijf duidelijk verdeeld. Wietze Jan is verantwoordelijk voor de melkveetak, Jacob leidt de akkerbouwtak met onder andere 38 hectare pootgoed. In 2018 realiseerden ze een nieuwe ligboxenstal voor 110 melkkoeien en bijbehorend jongvee. Het familiebedrijf is al 57 jaar gemengd, maar de broers gaan nu op zoek naar de voordelen van het gemengde bedrijf nieuwe stijl. ‘We zijn nieuwsgierig naar de landbouw van de toekomst en willen daar op in kunnen spelen. Dat is ook wat ons bezighoudt bij het uitstippelen van de toekomstplannen voor het bedrijf. We volgen met veel interesse ontwikkelingen op gebieden als duurzaamheid en regeneratieve landbouw.’

Bedrijfsblindheid voorkomen

Op het bedrijf heeft ieder zijn eigen focus bij het plannen maken voor de toekomst en participeren in projecten. Akkerbouwer Jacob vindt het belangrijk om bedrijfsblindheid te voorkomen en wil zaken onderzoeken, zoals het beperken van kunstmest en gewasbescherming, inspelen op ecoregelingen en wintervoedselakkers. Voor Wietze zijn ook onderwerpen als kringlopen sluiten en weidevogelbeheer ontwikkelpunten. De kernthema’s in hun gezamenlijke missie zijn meer zorg voor de bodem, zodat deze gezonde producten oplevert en de kringloop steeds verder sluiten, zodat de druk op natuur afneemt.

‘Nadelen soms voor lief nemen’

 

‘Veel communiceren en vertrouwen opbouwen is van essentieel belang, wil een samenwerking tussen een akkerbouwer en een melkveehouder succesvol zijn. Ook moet je het vermogen hebben om de nadelen die af en toe kunnen optreden voor lief te nemen’, zegt econoom Jelle Zijlstra van Wageningen University & Research (WUR). Hij is leider van het project Bedrijfssytemen melkveehouderij Noord-Nederland 2030. Het doel van dit project is om voor Noord-Nederland perspectiefvolle bedrijfssystemen voor de toekomst te ontwikkelen. Negen melkveehouders in het Fries-Groningse kleigebied werkten een toekomstplan uit voor hun bedrijf en twee daarvan zien die toekomst in samenwerking met een akkerbouwbedrijf. Hun verhalen zijn uitgewerkt op deze vier pagina’s.

Het plan is om de melkproductie uit te breiden van 966.000 naar 1,25 miljoen kilo melk, in combinatie met een regeneratieve aanpak voor de akkerbouwtak. Dat betekent dat de volgende aanpassingen worden toegevoegd: 1. De kringloop sluiten door intensievere samenwerking tussen akkerbouw- en rundveetakken. 2. Optimaliseren van het bouwplan voor het gemengde bedrijf. 3. Afbouwen van de krachtvoeraanvoer van buiten bedrijf en vervangen door zelf geteelde gewassen. 4. Verschillende soorten rundveemest produceren en die optimaal inzetten voor de verbouwde gewassen door aanschaf van een mestscheider. 5. Beperken gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Verder staan investeringen in zonnepanelen en een windmolen, het realiseren van plasdras, volledige bodembedekking in de winter en het meer toepassen van niet-kerende grondbewerking op de agenda. De beide broers hebben zin in hun gezamenlijke missie 2030: ‘Ervaring doe je op door iets uit te proberen en het je eigen te maken zodat je de positieve aspecten ervan kunt inpassen in het bedrijfsplan.’

Voordelen van samenwerken

Akkerbouwer Jacob ervaart een aantal belangrijke voordelen van samenwerken met z’n broer, veehouder Wietze-Jan. ‘Het bedrijf als geheel wordt biodiverser omdat er veel gewassen worden geteeld, inclusief variatie in grassen en kruiden. Voor de teelt van de pootaardappelen is het zeer positief dat die volgt op het driejarige rustgewas grasklaver’, zegt hij. ‘Het stikstofleverend vermogen van de bodem is dan hoger en dat bespaart kunstmest. Daarnaast is de op grasland toegediende drijfmest een goede kalibron voor de aardappelen en die levert via extra organische stof ook een betere bodemstructuur.’

Als het gaat om mestbeleid heeft de combi van melkveehouderij en akkerbouw ook het voordeel van veel mestplaatsingsruimte. ‘Op ons bedrijf kunnen we – ook in 2030 – zelfs nog extra mest aanvoeren’, stelt Wietze-Jan. Het bedrijf verbouwt deels eigen krachtvoer in de vorm van gerst en veldbonen. Veldbonen worden binnen het GLB-toeslagensysteem beloond met extra toeslag. Andere voordelen zijn dat het machinepark en arbeid gedeeld kunnen worden. Wietze-Jan rijdt onder andere op de aardappelrooier en ervaart het werken op het gemengde bedrijf daardoor afwisselender dan werken op uitsluitend het melkveebedrijf. Het komt ook voor dat piekperioden rond arbeid op het melkvee- en het akkerbouwbedrijf elkaar overlappen. In die situatie wordt extra arbeid ingehuurd.

Nadelen van samenwerking

Nadelen zijn er ook. Het percentage permanent grasland is en blijft laag, doordat alle grasland meeloopt in de vruchtwisseling. Daardoor kan het melkveebedrijf niet meedoen aan speciale melkstromen, zoals Planet Proof of Beter voor Koe, Natuur en Boer. ‘De meerwaarde van meerdere centen per kilogram melk die die schema’s op kunnen leveren, is dus niet te realiseren, terwijl ook permanente koolstofopslag niet mogelijk is’, zegt Wietze-Jan. Jacob vertelt dat de teelt van aardappelen op voormalig grasland soms risico’s oplevert voor schurftaantasting op het pootgoed. En Wietze-Jan zou graag het krachtvoer volledig willen vervangen door eigen geteelde gewassen. ‘Maar dat loont niet, omdat diverse krachtvoergrondstoffen op de markt goedkoper zijn dan de eigen geteelde gewassen als veldbonen en granen.’

‘We zijn nieuwsgierig naar de landbouw van de toekomst’

Wietze-Jan ervaart de geringe kennis die er is over de invloed van de gezamenlijke vruchtwisseling op de bodemvruchtbaarheid en de kwaliteit van de voedergewassen op hun bedrijf als een beperking. ‘Het steeds weer aanvullen van de nutriënten nadat een perceel is gebruikt voor akkerbouwgewassen is een uitdaging en levert vaak vragen op als: zitten er in het gras wel voldoende nutriënten voor het hoogproductieve vee? Mede daarom heb ik een voeradviseur ingeschakeld die op dit terrein deskundig is. Maar veel adviseurs en dienstverleners hebben moeite met de vragen rond deze thema’s en kunnen daardoor ook niet echt ondersteunen bij het verbeteren van het totale bedrijfsresultaat op dit bedrijf waar de beide takken verknoopt zijn.’

Elkaar vrijheid geven

Wietze Jan (links) en Jacob Grijpma in een perceel met zomerveldbonen: ‘We zouden aangekocht krachtvoer graag volledig vervangen door eigen geteelde gewassen. Maar dat loont niet, omdat diverse krachtvoergrondstoffen op de markt goedkoper zijn.’

‘Samenwerking vraagt van beide partijen dat we voortdurend rekening moeten houden met het belang van zowel de melkvee- als de akkerbouwtak. Bij het maken en uitvoeren van plannen moet je elkaar dingen gunnen, dat is cruciaal. Dat voelt soms als een beperking van je eigen vrijheid. Maar het kan ook de kick geven van het gezamenlijk realiseren van een goed resultaat’, concluderen de broers. In de loop van de jaren hebben ze geleerd om elkaars belangen goed te kennen en er rekening mee te houden. ‘Het belang van het bedrijf als geheel staat voorop.’ De broers hebben afgesproken om elkaar veel vrijheid te geven voor beslissingen over ieders eigen bedrijfstak. Alleen grote veranderingen in strategie, bouwplan en machines worden in gezamenlijk overleg genomen.

‘Samen goed resultaat halen geeft een kick’

Groninger samenwerking

Jelte Wiersma heeft een biologisch akkerbouwbedrijf van 71 hectare in het Groningse Pieterzijl en teelt grasklaver en veldbonen voor Korné van der Velde. Deze melkveehouder zit tien kilometer verderop in Niehove. Sinds 2022 werken beide bedrijven samen. ‘Daarbij zoeken we steeds naar een werkwijze en oplossingen, die voor ons allebei goed uitpakken. Want niet iedere teelt is ieder jaar een succes’, zegt Wiersma. Om een voorbeeld te noemen: afgelopen jaar was de grasklaverweide op één akkerbouwperceel zeer productief, maar op een ander perceel was de oogst lager dan verwacht. ‘Dat vergt tijdig overleg om elkaar helder te informeren over tussentijdse resultaten. Ook het oogsten van grasklaver in een nat seizoen vergt onderling overleg om bodemverdichting en bodemstructuurbederf te voorkomen’, zegt Wiersma.

‘Wederzijds vertrouwen is basis voor samenwerking’

Voor melkveehouder Korné van der Velde zitten de voordelen van samenwerken met akkerbouwer Jelte Wiersma vooral in kostenverlaging, het sluiten van de kringloop, risicospreiding en bodemverbetering. ‘We hebben pas anderhalf jaar ervaring in samenwerken en zullen samen hopelijk nog veel leren over meer wederzijdse voordelen. ’De voordelen van samenwerking zijn voor Wiersma dat de gewassen grasklaver en veldbonen de bodemvruchtbaarheid verbeteren. Dat leidt tot betere opbrengsten voor de akkerbouwgewassen die erna worden verbouwd. De verbouw van grasklaver die door melkveehouder wordt geoogst, bespaart ook arbeid die de akkerbouwer anders zou besteden aan een alternatief rustgewas als graan. Ook verzekerd zijn van aanvoer van biologische mest waarvan je de afkomst weet, is een voordeel.

Begin seizoen prijsafspraken maken

Akkerbouwer Jelte Wiersma: ‘Een voordeel van samenwerking vind ik dat je elkaars kennis kunt aanvullen om zo de teelt en de resultaten continu te verbeteren.’

‘Een ander voordeel van samenwerking vind ik dat je elkaars kennis kunt aanvullen om zo de teelt en de resultaten continu te verbeteren’, zegt hij. Aan het begin van het seizoen worden prijsafspraken gemaakt over de kiloprijs die Van der Velde betaalt voor de voedergewassen die na afloop van de oogst geleverd worden. ‘Zo zorgen we al vroeg in het seizoen voor duidelijkheid.’ Onderdeel van de samenwerking is ook dat er extra mest wordt aangevoerd voor de geteelde voedergewassen. De samenwerkende partners gaan nog uitzoeken wat de aanvoer van mest en de afvoer van gewassen betekenen voor de nutriëntenstromen in beide richtingen. Met de bedoeling om die meer in balans te brengen.

Wiersma zou best nog een stap verder willen gaan met samenwerken. ‘Bij een optimale samenwerking zou je de bouwplannen in elkaar kunnen schuiven, dan wordt het: 1 plus 1 maakt 3.’ De onderlinge afstand tussen de beide bedrijven is daarvoor echter een belemmering. Met de op werkbreedte afgestemde machines over die afstand rijden en dan ook nog deels door bebouwde kom, is tijdrovend en levert verkeersveiligheidsrisico’s op. ‘Dus dat gaat’m niet worden.’ Wel wil hij door met de huidige samenwerking. ‘Wederzijds vertrouwen is hiervoor de basis. En willen leren van elkaar, want je hebt totaal verschillende bedrijven met daarbij horende regels en werkwijzen. Maar dat is ook interessant. Door dat steeds beter op elkaar af te stemmen, kunnen we allebei maximaal de pluspunten uit onze samenwerking halen. Met kansen voor de toekomst.’

Aanbevelingen voor overheden

 

• Voer een speciaal type mestsamenwerkingsovereenkomst in voor samenwerkingsverbanden, zodat ze voor de mestboekhouding worden gezien als één bedrijf. Dat scheelt een hele hoop kosten en administratie.

• Geef extra subsidie of extra punten binnen de GLB-ecoregeling op de teelt van eiwitrijke gewassen zoals veldbonen, luzerne en lupinen. Ze zijn als krachtvoer- en sojavervanger niet concurrerend met eiwitgewassen op mondiale markten.

• Ontwikkel speciale kpi’s voor samenwerkende melkvee- en akkerbouwbedrijven. Bij gebruik van de huidige kpi’s scoort het melkveebedrijf binnen de samenwerking ongunstig op N-bodemoverschot, aandeel blijvend grasland en eiwit van eigen land, wanneer eventuele eiwitgewassen die binnen de samenwerking worden geteeld, buiten de Kringloopwijzer van het melkveebedrijf blijven. Deze ongunstige scores maken deelname aan speciale melkstromen met een meerprijs onmogelijk.

Vorig artikelHoge koolstofgehaltes remmen N-benutting
Volgend artikel‘Het loont om te presteren op duurzaamheid’