‘Akkerbouwbedrijven die bovengemiddeld goed presteren op duurzaamheid, worden daarvoor in de komende jaren steeds beter beloond’, zegt branchespecialist Akkerbouw Hessel Kingma van Countus. Hij is ervan overtuigd dat de introductie van de Europese richtlijn Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) die ontwikkeling gaat versnellen.
‘CSRD. Onthoud die vier letters. Ze gaan de komende jaren veel meer invloed hebben op het akkerbouwbedrijf dan de meesten nu denken’, stelt branchespecialist Hessel Kingma van Countus. CSRD staat voor Corporate Sustainability Reporting Directive en is een nieuwe Europese richtlijn waar grotere bedrijven aan moeten voldoen als het gaat om duurzaamheid. Deze bedrijven moeten rapporteren over hun impact op onder andere milieu en biodiversiteit. De verplichting geldt voor bedrijven met meer dan 250 medewerkers, meer dan € 50 miljoen omzet per jaar of meer dan € 25 miljoen op de balans.
‘CSRD gaat veel invloed hebben op akkerbouwbedrijven’
Niks aan de hand dus voor akkerbouwbedrijven, zou je zeggen. Immers, er is bijna geen akkerbouwbedrijf dat dat soort getallen haalt. ‘En toch gaan akkerbouwers hier veel mee te maken krijgen de komende jaren’, herhaalt Kingma. ‘Bij bedrijven die door CSRD verplicht worden tot een duurzaamheidsrapportage, zitten ook alle grotere afnemers van akkerbouwers. Deze organisaties moeten inzichtelijk maken hoe hun leveranciers, akkerbouwers dus, omgaan met duurzaamheid. Voor een belangrijk deel van de data gaan ze dus aankloppen bij boeren of boerencoöperaties. En daarmee gaat CSRD veel invloed krijgen op akkerbouwbedrijven. Boeren zullen daardoor steeds betere prestaties moeten laten zien op onderwerpen als klimaat, waterkwaliteit, bodem, gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen, biodiversiteit, CO2-uitstoot, energie- en waterverbruik en noem ze allemaal maar op.’
78% onbekend met CSRD
Eind 2023 had 78% van de ondervraagde bedrijven in de agrarische sector nog nooit van CSRD gehoord, zo blijkt uit onderzoek van ABN Amro. ‘Best zorgelijk’, vindt Rob Morren, sector banker food bij ABN Amro. Hij onderschrijft de woorden van Kingma dat de Europese richtlijn grote impact gaat hebben. ‘Heb je als leverancier een te negatieve invloed op de wereld en niet de capaciteit om snel te verbeteren? Of ontbreekt het je aan betrouwbare data om je maatschappelijke rol sowieso inzichtelijk te maken? Dan komt je plek in het supermarktschap de komende jaren steeds meer onder druk te staan’, is zijn overtuiging.
Morren wijst erop dat in een gemiddelde Europese supermarkt 25.000 verschillende producten liggen. ‘De komende jaren worden supermarkten en leveranciers door CSRD gedwongen nauwkeurig in kaart te brengen hoe duurzaam deze producten zijn geproduceerd. Leveranciers die hier niet adequaat mee om kunnen gaan, krijgen een serieus probleem.’
Morren zegt dat supermarkten dankzij de verplichte CSRD-rapportages leveranciers steeds objectiever kunnen vergelijken op basis van duurzaamheidsprestaties. ‘En welke supermarkt wil zich nu niet presenteren als de meest duurzame? Dat kunnen ze worden door afscheid te nemen van minder duurzame leveranciers.’ Zijn advies aan leveranciers is om zich te verplaatsen in de wensen van de supermarkt.
‘Supermarkten zullen hopelijk nog een tijd lang naast leveranciers staan om duurzaamheidsdata in de keten op orde te krijgen. Maar met gemiddeld 25.000 producten is het logisch dat supermarkten dit niet eeuwig blijven doen. Zij zullen keuzes in het assortiment gaandeweg meer laten leiden door hoe duurzaam producten zijn geproduceerd. Voor leveranciers staat er het komende decennium dus veel op het spel. Tegelijkertijd is er ook veel te winnen voor leveranciers die aantoonbaar beter presteren’, concludeert hij. ‘Zij kunnen een groter deel van de ruimte in het supermarktschap veroveren én een prijskaartje hangen aan betrouwbaarheid en duurzaamheid.’
In gesprek met je afnemer
Terug naar Hessel Kingma, die de vertaalslag van deze ontwikkeling probeert te duiden voor de akkerbouwers in Nederland. ‘Steeds meer afnemers van akkerbouwers gaan bewegen naar duurzaamheid en maken daarvoor ook serieuze budgetten vrij. Wij adviseren akkerbouwers dan ook om vooral met hun leveranciers in gesprek te gaan en te vragen waar deze bedrijven de komende jaren op inzetten en gaan investeren. Wacht niet af, laat je goed informeren op telersbijeenkomsten van de aardappelhandelshuizen, de suikerfabriek of de uienverwerker, kijk naar de omgeving waarin je boert en bepaal op basis van die die informatie welke koers je wilt varen en hoe je je bedrijf daarop wilt inrichten.’
Kingma benadrukt dat telers niet van de vloer op de zolder hoeven te springen. ‘Twee of drie jaar terug zat de akkerbouwsector nog heel erg in de fase van niks doen en de hakken in de klei. Inmiddels heb ik sterk het gevoel dat de bereidheid onder telers om te investeren in de akkerbouw van de toekomst er wel is. Er is volop beweging. Kijk maar eens naar de enorme groei in groenbemesters, in de nieuwe grond- en gewasbewerkingsmachines waarmee je om chemische middelen heen kunt werken en de introductie van resistentere rassen.’
Wat schuift het?
Dé vraag die veel telers blijven stellen: wat schuift het? Kingma erkent dat de huidige premies voor duurzaamheidskeurmerken als Planet Proof of Beter Voor bepaald niet overhouden. Maar hij denkt wel dat daar, ook door de komst van CSRD, meer beweging komt. ‘Het moet de komende jaren echt gaan komen uit een stapeling van vergoedingen: vanuit het GLB, vanuit de ketenpartners, vanuit de supermarkten, vanuit overheidssubsidies.’
Kingma zelf denkt dat het voordeel op lange termijn zit in de ‘license to produce’. ‘Met als uiterste consequentie dat niet meedoen betekent dat je niet meer wordt gefinancierd door de bank of mag leveren aan de afnemer. ‘De markt is aan het veranderen naar intensievere ketensamenwerkingen op duurzaamheid, met veel meer uitwisseling van data. Dat geeft bedreigingen, maar volgens mij vooral ook kansen, zoals langdurige samenwerking met toonaangevende afnemers, afzetgarantie en uiteindelijk hopelijk ook extra financiële voordelen.’
McCain: regeneratief programma
McCain is een van de bedrijven die volop aan het bewegen is op gebied van duurzaamheid. Zo lanceerde de multinational in 2023 het programma regeneratieve landbouw. De aardappelverwerker is wereldwijd actief en marktleider in aardappeldiepvriesproducten: van wedges tot aardappelkroketten en allerlei soorten friet. Volgens McCain vormt regeneratieve landbouw ‘de kern van de oplossing op weg naar een toekomstbestendige landbouw’.
McCain lanceerde het programma vorig jaar in Nederland bij 34 telers. In het programma beloont de fritesmaker regeneratieve landbouwindicatoren, zoals weerbare bodems, gewasdiversiteit, het minimaliseren van bodemwerking of het verminderen van toxiciteit van gewasbeschermingsmiddelen. Ook het verbeteren van biodiversiteit, optimaliseren van gebruik van inputs en het verhogen van de organische koolstof staan op het programma.
Premie € 250 per hectare
De akkerbouwers krijgen € 5 per duizend kilo geleverde aardappels extra. Gemiddeld levert een hectare grond 50.000 kilo aardappelen op. Dat is zo’n € 250 extra per hectare. Voor een akkerbouwer met 50 hectare aan fritesaardappelen is dat € 12.500 extra. Dat is niet het enige financiële voordeel voor deelnemende akkerbouwers. Als een teler investeert in een machine voor duurzame landbouw krijgt hij zowel van McCain als Rabobank ondersteuning in de vorm van rentekorting. Tel daarbij de gouden GLB-premie op en dan kan het voordeel aardig oplopen. Met de akkerbouwers is McCain een driejarig contract aangegaan waarbij is afgesproken dat ze intensiever bezig gaan met regeneratieve landbouw. McCain neemt bodemmonsters, de boeren leveren data aan, komen naar bijeenkomsten met specialisten en collega’s en gezamenlijk wordt gekeken wat er beter kan en hoe ze dat het beste kunnen aanpakken.
‘Kennis opdoen en nog betaald krijgen ook, wat wil je nog meer?’
Inmiddels doen al 80 telers mee en is het areaal bijna verdubbeld. Een van de deelnemers is akkerbouwer Gerwin Dibbits uit Ens. Hij teelt fritesaardappelen, suikerbieten, uien en granen. Dibbits vertelt dat er per teler een persoonlijk plan wordt opgesteld en dat telers vrij zijn om te focussen op onderwerpen die goed passen bij het bedrijf. Om die reden richt hij z’n pijlen vooral op een weerbare bodem, gewasdiversiteit en het minimaliseren van bodembewerking. ‘Op chemie doe ik ook m’n best, maar daar is het voor mij lastiger punten scoren. Mijn bedrijf is omringd door biologische telers en dan moet je al snel een keertje extra spuiten tegen phytophthora.’
Soms breekt nood wetten
Het akkerbouwbedrijf van Dibbits werkt al langer aan een betere bodem. Stro hakselen, het gebruik van organische mest, verschillende soorten groenbemesters gebruiken en die tot laat in het voorjaar laten staan, zijn al gemeengoed op het bedrijf. Hij werkt samen met een melkveehouder waarvan hij de mest afneemt en waarvoor hij bonen teelt. ‘Die samenwerking moet ook zorgen voor een bouwplanverruiming.’ Ook probeert de Flevolandse akkerbouwer zo weinig mogelijk te ploegen te werken met lichte rooimachines, voorzien van lage drukbanden. Dat lukt niet altijd.
‘Op dit gebied deden we vorig jaar zo’n beetje alles wat slecht is voor de bodem: aardappels rooien in de sneeuw en een perceel van 6 hectare helemaal stuk gereden om de aardappelen eruit ‘te martelen’. Soms breekt nood wetten. ‘Ik heb de aardappelen recent goed verkocht. Maar het duurt wel een jaar om het perceel weer een beetje in conditie te krijgen.’ Hij zaaide een groenbemester om dat voor elkaar te krijgen en mist dit jaar daardoor 6 hectare productieland. Het is een van de redenen dat de prestaties van de telers worden beoordeeld over hun verbeteringen in drie jaar.
Dibbits benadrukt dat het niet zo is dat McCain boeren gaat vertellen hoe telers moeten werken. ‘Het is echt een samenwerking, waarbij we van elkaar leren, nieuwe inzichten krijgen en het proces constant verbeteren.’ Hij is blij met het project. ‘Veel onderwerpen die we oppakken waren we al mee bezig. Aan de hand van specialisten en ervaringen van collega’s kunnen we daarin nu verder verbeteren en verdiepen en daarvoor krijgen we nog betaald ook. Ik zou haast zeggen: wat wil je nog meer?’