Alweer staat er een nieuw jaar voor de deur. En het lijkt of de landbouw er elk jaar slechter voor komt te staan, elk jaar weer iets verder in het verdomhoekje wordt gedrukt. Hoe moet je dit nu plaatsen als ondernemer in de agrarische sector?
Na maanden wachten komt minister Piet Adema, nota bene op de dag van Sinterklaas, met zijn kaartjes. Had hij niks meegekregen van de gevoelloze stikstofkaartjes die zijn co-minister Christianne van der Wal een jaar eerder over de sector strooide? Of geleerd van begin dit jaar, toen hij ook erg laat was met zijn aankondiging over de afbouw van derogatie en de bijbehorende consequenties? Daarvoor bood de minister zijn excuses aan, maar nu gebeurt het dus weer. Het onderstreept dat het landbouwministerie al jaren niet uitblinkt in timing en empathisch vermogen voor boeren. Dat aspect, in combinatie met de zoveelste slechte boodschap voor boeren, zorgt voor een storm van kritiek. Nutriënten Verontreinigde gebieden (NV-gebieden), alleen het woord al. Alsof boeren er een potje van maken. Het verandert niks aan de opdracht: na de zandregio’s zijn in 2024 ook de boeren in de kleiregio’s aan de beurt. Ze krijgen te maken met fors lagere mestnormen en een versnelde afbouw van derogatie.
De demissionaire landbouwminister uit Friesland – ChristenUnie en landbouwministers blijft een uiterst ongelukkige combinatie – verontschuldigde zich meteen. Als Nederland de gebieden niet zou aanwijzen, zou Brussel het hele land – met uitzondering van het rivierengebied – aanwijzen als verontreinigd. De andere keus was dat de derogatie per direct vervalt. Adema zegt te kiezen voor de minst slechte oplossing door de gebieden zo gedetailleerd mogelijk aan te wijzen.
Dat was ook de boodschap van het ministerie toen de derogatie verviel: ‘We hebben er alles aan gedaan, maar helaas.’ Het waren de woorden bij het stikstofverhaal: ‘Brussel legt het ons op, we kunnen niet anders.’ En het is op tal van andere dossiers de boodschap: ‘Wij kunnen weinig anders, het moet van Brussel.’ De vergaande bemoeizucht van Europa irriteert en is een van de redenen voor de 37 zetels van Nexit-voorstander PVV in een exportland dat bij uitstek gebaat is bij Europese samenwerking.
Wetenschap op bestelling
Keer op keer een slechte boodschap krijgen, voedt het wantrouwen dat er vanuit Den Haag politiek wordt gevoerd om de landbouw te decimeren. ‘De Vijfde Collonne-ambtenaren met ecoloog Dick Bal als aanvoerder hebben de macht gegrepen op het ministerie. Wie gaat daar een keer een einde aan maken’, X-te ‘influencer’ Jan Cees Vogelaar recent maar weer eens.
Hij schreef het eerder al eens op in een column. ‘Bewindslieden komen en gaan, maar de ambtelijke macht blijft altijd bestaan.’ Hij spitte op basis van de Wet Openbaarheid Bestuur duizenden documenten door en komt tot de conclusie dat de macht van de overwegend links georiënteerde ambtenaren bij LNV ‘heel groot’ is. Vogelaar stelt ook dat instanties als LNV en WUR ‘wetenschap op bestelling’ leveren. ‘Het is een pot nat met maar één doel: boeren van hun grond pesten, de grond opkopen door de staat en dan voor 1 euro per hectare doorschuiven naar de groene elite’, doelt hij op instanties die de natuur beheren in Nederland.
Wie dieper in het stikstofdossier duikt, kan niet ontkennen dat er op z’n minst vragen kunnen worden gesteld bij de vele stikstofstudies, die het licht zagen. Wetenschapper Jaap Hanekamp noemt het de ‘consensus kongsi’: een groep van academici aan universiteiten en onderzoeksinstituten én ambtenaren, bestuurders en soms ook politici die samenwerken om bepaalde uitkomsten te krijgen die de weg vrij maakt voor de politiek die zij graag zien.
‘Een ministerie zorgt voor een ruimhartige én langdurige financiering van beleidsondersteunende onderzoeksprogramma’s die inhoudelijk worden uitgevoerd door gewillige onderzoekers. Dat maakt dat onderzoek gefinancierd door het bureaucratische apparaat steeds dezelfde resultaten oplevert. Zo worden als vanzelf de beleidsmatige wensen en verlangens ‘wetenschappelijk’ onderbouwd. Ziedaar het vaste recept van vrijwel alle onderzoek op gebied van bijvoorbeeld klimaat en stikstof’, schrijft Hanekamp.
Andere kaartjes, andere criteria
Onderzoeksjournalist Geesje Rotgers van de Stichting AgriFacts vroeg zich direct na de publicatie af waarom de kaartjes van Adema een veel dramatische beeld schetsen dan de grondwaterkaarten van de Europese Commissie. Waar de Europese grondwaterkaart een genuanceerd beeld geeft – er zijn locaties waar de kwaliteit prima op orde is, maar ook waar het niet goed is – scheert demissionair minister Adema grote gebieden over één kam. Ook verbaast ze zich erover dat LNV voor grondwater een andere definitie hanteert dan Brussel. Zij volgt dit dossier al jaren op de voet. Haar bevindingen roepen opnieuw vragen op: Waarom wijkt LNV vaak af van de Europese criteria of van in buurlanden gehanteerde metingen? Het is een vraag die in het stikstofdossier ook vaak terugkomt.
LTO ergert zich ondertussen groen en geel aan het gemak waarmee LNV regels over de boeren blijft uitstorten. ‘Aan de boodschap dat het veel erger had kunnen zijn en dat dit het beste is wat in Brussel uit onderhandeld kon worden, heeft een boer niks’, zegt Joris Baecke in Boerderij. De portefeuillehouder Bodem en Water van LTO Nederland stelt bovendien dat de overheid fouten blijft herhalen. ‘Het is wéér generiek beleid waarbij niemand kan garanderen dat het werkt, het is wéér geen doelsturing en het is wéér te laat.’
Ander punt van kritiek is het gebruiken van dertien jaar oude data. Deze data is de basis om te bepalen wat het aandeel van de landbouw is aan de verontreiniging in de wateren. Is dat aandeel groter dan 19% dan krijgt het gebied een kleurtje. Is het kleiner, dan niet. Melkveehoudersvakbond NMV wijst erop dat er waterschappen zijn met actuelere data waaruit blijkt dat de bijdrage van de landbouw kleiner is dan 19%. ‘Gebruik je die, dan worden veel minder gebieden aangewezen als NV-gebied. Het lijkt erop dat alle problemen van de KRW weer eens bij de boeren worden neergelegd, terwijl bijvoorbeeld fosfor in het water helemaal niet afkomstig is van bemesting, omdat we daarop al jaren onderbemesten’, zegt NMV-bestuurder Gerrit van Schaijk.
De Nederlandse Akkerbouwvakbond vindt het bezwaarlijk dat er al aanvullende maatregelen worden genomen zonder de effecten van bufferstroken mee te nemen. En de Unie van Waterschappen (UvW) is bezorgd over het effect van het generieke beleid op het draagvlak bij agrariërs voor deelname aan gebiedsprocessen en andere waterkwaliteitsmaatregelen. Niet geheel ongegrond: zelfs de meest vooruitstrevende boeren verzuchten inmiddels dat het wat hun betreft wel even klaar is met het meehelpen aan een duurzamere landbouw. Dat had overigens niet zo zeer met dit dossier te maken, maar vooral met de onverwachte korting op de overvraagde GLB-premies. Nieuws dat een week eerder naar buiten kwam en onderstreepte hoe terecht het is dat LTO de stekker vroegtijdig uit het Landbouwakkoord trok. Nooit zaken doen met een onbetrouwbare overheid.
Pas in actie als het 5 voor 12 is
Er zijn gegronde redenen om het ministerie van LNV aan te wijzen als de grote boeman. Maar er is ook een andere kant aan dit verhaal. De Friese melkveehouder Jan Huitema stopt binnenkort na tien jaar in het Europarlement te hebben geopereerd. Hij weet inmiddels redelijk hoe de hazen lopen in Brussel en stelt in een interview in weekblad Boerderij dat de Nederlandse veehouderijsectoren veel te lang hebben gedacht dat het wel mee zou vallen met het wegvallen van de derogatie en LNV in dat denken hebben meegetrokken.
Huitema: ‘Ik kijk wat andere landen doen. Wat Nederland daarvan kan leren, is om eerder aan te zien komen wat er gaande is en daarnaartoe te werken met een goed plan en veel eerder andere landen mee te krijgen in jouw probleem en dan samen op te trekken. Wat we nu doen, is pas gaan acteren als het 5 voor 12 is. Dan is er nog maar heel weinig bewegingsruimte. We hebben bij de Natuurherstelwet gezien hoe er op het laatste moment met veel kunst- en vliegwerk nog zaken veranderd moesten worden, we zijn de derogatie kwijtgeraakt, met alle gevolgen waar we nu met de nutriëntengevoelige gebieden tegenaan lopen. Als we daar veel eerder mee bezig waren geweest en ons coöperatief hadden opgesteld, hadden we veel problemen voor kunnen zijn.’
In Europa wordt beslist
Lubbert van Dellen, bedrijfsadviseur en marktdirecteur agro van Flynth, laat een soortgelijk geluid horen. Hij stelde al een paar keer luid en duidelijk dat het vanuit Brussels oogpunt logisch is Nederland de derogatie kwijtraakt. ‘In Brussel zijn ze het spuugzat dat we al vijftien jaar beloven om iets aan de mestproductie in Nederland te doen, maar die beloftes nooit zijn nagekomen. Dus ja, zo raar is het helemaal niet dat we nu geen derogatie meer krijgen.’ Huitema helpt de mensen die vinden dat Nederland in Brussel keihard met de vuist op tafel moet slaan uit de droom. ‘Zo werkt het niet, dan ben je al te laat. Je moet veel eerder bondjes sluiten om te zorgen dat er geen ongelukken gebeuren, zoals het afschaffen van de derogatie. We moeten accepteren dat in Europa beslissingen worden genomen, daar moet je veel eerder op inspelen.’
Wel invloed op hoe je anticipeert
De kern van het verhaal: Boeren acteren in een grote boze wereld met heel veel verschillende belangen. Een wereld waar spelletjes lang niet altijd eerlijk worden gespeeld. In die wereld haal je je gelijk niet door hard met de vuist op tafel te slaan. Een wereld ook waarin Nederland een pieklein landje is, waar vijf keer zoveel dieren per hectare lopen als het Europese gemiddelde. In die wereld haal je je gelijk niet door hard met de vuist op tafel te slaan. In het grote nationale en internationale politieke spel is het zaak om slimmer te bewegen en te acteren om ontwikkelingen voor te zijn. Of het nu op het boerenerf, in de Tweede Kamer in Den Haag of in Brussel is: je moet scannen, waar nodig bondjes sluiten en proberen te anticiperen op ontwikkelingen die je toch niet tegenhoudt. Of, zoals Rick Hoksbergen van Countus het in dit nummer treffend formuleert: ‘Alles wat er om je heen gebeurt, heb je niet zelf in de hand. Hoe je erop anticipeert wel.’
De rasondernemers in de food- en agribusiness begrijpen dat. Ze houden zich totaal niet bezig met het gemor en gescheld op de internetplatforms en hebben al lang weer geschakeld naar de nieuwe werkelijkheid. Ze zijn de ontwikkelingen, die voor de grote groep voelt als een nieuwe, onverwachte overval, altijd een paar stappen voor. Dat is ook de categorie ondernemers die zorgt dat er een gezonde landbouwsector blijft in Nederland.