Om de transitie van de landbouw gestalte te geven, is een aanpak nodig die grotendeels losstaat van de politiek. Aangevoerd door een aantal boeren met kennis én lef en aangevuld met mensen uit maatschappelijke geledingen gelieerd aan de landbouw. Zij krijgen tien tot twintig jaar de kans om vanuit de sector zelf tot echte vernieuwing te komen. ‘Het is een Coalition of the Willing. Hiermee maakt de agrarische sector echt kans op eigen gecreëerd perspectief’, zegt Klaas Sietse Spoelstra.

Bij het grote publiek is hij relatief onbekend. Iets wat hij ook koestert. Spoelstra is liever op de achtergrond actief. Maar dan wel altijd daar waar vernieuwing en verandering borrelt. Zo ook binnen de agrarische sector. Er is in Noord-Nederland bijna geen netwerk, dat werkt aan vernieuwing en verduurzaming van de landbouw, waar Spoelstra niet of een of andere wijze bij betrokken was of is. En er is, zeker in Friesland, bijna geen ambtenaar bij de provincie of op de gemeentehuizen met landbouw in het dossier die Spoelstra niet kent.

Hoe omschrijft u zelf uw werk en positie?

‘Ik geef strategisch advies, meestal zijn overheden daarbij mijn opdrachtgevers, over lange termijn verandervraagstukken. Het gaat dan meestal om trajecten van minimaal tien tot twintig jaar. Daarbij ben ik bij de ontwikkeling betrokken, de uitvoering laat ik graag aan anderen over die daar meer talent voor hebben. Zo heb ik mee mogen helpen de Living Labs op te zetten en het begrip natuurinclusieve landbouw betekenis te geven. Daarvoor nam ik mede het initiatief tot Kening van de Greide, wat zich richtte op een betere bescherming van de weidevogels en daar vormen voor op te zetten die boer en natuur beter passen. Uit die ontwikkeling is onder andere Weide Weelde ontstaan, maar ook de eerste aanzetten voor de biodiversiteitsmonitor die later de basis voor Planet Proof geworden is. Daarnaast richt ik mij nu vooral op het brede welvaart vraagstuk. Dat is een transformatie van ons maatschappelijk kompas waarbij we ons niet alleen laat leiden door de economie, maar ook de balans met ecologische en sociale vraagstukken. De landbouw speelt daar naar mijn inschatting een belangrijke rol in als sector die antwoorden en invullingen hiervoor kan geven. Mijn rol is de onafhankelijk aanjager en meedenker. Ik probeer altijd los van de politiek te blijven en tussen de partijen te staan.’

‘Een kunstmestloze landbouwsector in 2050 vind ik een mooi narratief’

Wat drijft u hierbij als het om het landbouwdossier gaat?

‘Ik heb jarenlang in het Westen gewoond en gewerkt. Toen ik als geboren Fries terugkwam in het Noorden om hier te wonen en te werken, zag en voelde ik de pijn bij boeren en burgers doordat het hen steeds minder goed lukte de verbinding te leggen. Het tastbare voorbeeld waren de boeren die volop met weidevogelbeheer bezig waren, maar de vogelstand zagen teruglopen en weinig waardering en vergoeding kregen. Daaruit is het project Kening van de Greide ontstaan.    
Duidelijk was toen al, ik praat dan over ruim tien jaar geleden, dat de landbouw staat voor wat ik betitel als een systemische transitie. Net zoals de energietransitie, waarbij we gaan van fossiel naar hernieuwbaar en in de zorg, waar we gaan van curatief naar preventief, neemt zoiets al snel tientallen jaren in beslag en gaat het gepaard met veel hobbels en struggles. Dat geldt dus ook voor de landbouw. Ik geloof dat bijna elke boer best mee wil transformeren naar een systeem dat minder op maximalisatie van volume gericht is, naar een meer volhoudbaar systeem. Binnen de grenzen van wat de leefomgeving aan kan. Zoiets kost echter tijd en dat moet je er daarom ook voor nemen.’

De landbouwtransitie is een moeilijk begrip. Beladen zelfs wellicht. Waar komt dat volgens u door?

‘Het huidige systeem waar de landbouw binnen opereert piept en kraakt, maar tegelijkertijd is niet helder wat een nieuw systeem precies voor kansen biedt. Wat we wel weten is dat we naar een systeem moeten bewegen dat betere kaders schept om de klimaatdoelen te behalen en die te waarborgen. Net als schoon water en behoud van biodiversiteit. Er zijn verschillende routes en middelen om daar te komen; via technische, ecologische of marktinnovaties en betere kringloopsystemen. Meerdere routes zijn nodig en iedereen zal het vast eens zijn dat we liefst naar een landbouwsysteem toegaan dat over duizend jaar ook nog overeind staat. Als ik boer was, zou ik ook wat voorzichtig zijn, maar wel de voorliggende opgaven zien als de way-to-go. Of we dat nu circulair, natuurinclusief of regeneratieve vormen van landbouw noemen. Ook de voedselketens zetten steeds sterker in op dat spoor.’

En dat is wat we de landbouwtransitie noemen?

‘Het gaat om het anticiperen op verandering. Kijk naar het maatschappelijke kader en anticipeer daarop. En omdat het om een systemische verandering gaat, noemen we dat een transitie. Niet ingewikkelder dan dat. De overheid stelt de kaders die voortkomen uit maatschappelijke ontwikkelingen en wensen. Dan doel ik op de afspraken die gemaakt zijn binnen internationale klimaatakkoorden en de milieugebruiksruimte die er is. Dat geldt trouwens ook zeker voor andere sectoren, maar dus ook voor de landbouw. Binnen het huidige systeem zijn al lang vele signalen op rood gegaan dus daar moet je onherroepelijk wat mee. Ik twijfel er trouwens ook niet aan dat de grote meerderheid van de boeren dat ook zo ziet en daar ook al stapsgewijs in meebeweegt.’

Klaas Sietse Spoelstra: ‘Ik gun de agrarische sector echt een gezonde toekomst en de waardering van de samenleving die ze verdient.’

Toch gaat de verandering langzaam en moeizaam. Waar ligt dat aan?

‘Het lastige bij langlopende veranderingsprocessen is het ontbreken van kennis hoe je zo’n lange termijn veranderproces faciliteert. Veelal ook bij overheden en bestuurders. Ik probeer onder andere overheden te spiegelen hoe dit soort lange termijn gerichte processen werken. Dat ze kennis daarover moeten vergaren zodat ze hun rol in die veranderingen een plek kunnen geven. Dat betekent onder andere dat mogelijke toekomstperspectieven vanuit verschillende kanten worden belicht. Dat je er beducht voor bent dat gevestigde ketens gehaaid zijn om hun verhaal richting samenleving en politiek voort te stuwen op een wijze dat het in hun eigen straatje blijft passen. Een goede bestuurder spiegelt zichzelf continu: hoor ik alle kanten die spelen rond een veranderingsproces wel voldoende goed? Heeft het nieuwe belang zich al georganiseerd? Kloppen die al aan de deur? En begrijp ik al die kanten goed genoeg?
Wat je nu echter vaak hoort van bestuurders in veranderingsprocessen is: ‘Iedereen moet kunnen meedoen’. Maar circa 10% wil helemaal niet mee in de verandering. Daar kun je energie insteken, maar dat brengt je bar weinig anders dan het verlies van veel tijd. En daarbij komt dat de kortademigheid van politiek fnuikend is.’

Zijn bestuurders incapabel of kijken ze volgens u te eendimensionaal naar zaken?

‘Zoals gezegd ontbreekt het hen vaak aan ‘veranderkennis’. En aan tijd om die kennis goed te vergaren. Er spelen binnen systematische veranderingsprocessen, transities, altijd oude en nieuwe belangen. Daar moet je als bestuurder goed zicht op hebben en weten welke instrumenten je kunt en wilt benutten om hierin te sturen. Dan doel ik op instrumenten om gericht subsidies te verstrekken voor nieuwe richtingen en met wetgeving de oude routes af te knijpen. In de praktijk gebeurt dat te veel ad hoc. Waarom? Omdat bestuurders de hele dag druk zijn met de dagelijkse dingen. Daarom slaagt het vaak niet om tot een gezamenlijke agenda te komen en echt aan vooruitgang te werken. We hebben wel talloze praatclubjes, maar dat is niet hetzelfde als echt in actie komen en processen van verandering in gang te zetten.’

Kunt u een voorbeeld noemen?

‘Ik pleit al een tijd voor het agenderen van ‘Caring voor soil is caring for life’, vrij vertaald: gezonde bodems zorgen voor gezonder leven. Om dit als programma onder de Noordelijke landbouw te krijgen. Zo kun je bouwen aan een echt sterk verhaal waarin je boeren en samenleving meeneemt. Je draagt bij aan de brede welvaart van de Noordelijke regio. Als ik dan zeg: ‘Zou dat ons verhaal moeten worden hier in Noord-Nederland’, dan knikken veel politici, bestuurders en topmensen van kennisinstellingen driftig ja. Maar niemand zegt: ‘Ik pak het op. Ik zorg dat we daar écht werk van maken’.

En waar komt dat door?

‘Het euvel is dat de politiek er nu wel bij zit, maar er onvoldoende visie op ontwikkelt. En daarmee creëer je niet dat er echt op geïnvesteerd wordt. Dat betekent namelijk geld, tijd en energie ervoor vrijmaken. Je moet missie-gedreven werken. Voorbij 2030 kijken, financieren en organiseren. Maar de politiek werkt in termijnen van vier jaar en daarmee creëer je niet die continuïteit die nodig is voor dit soort processen. En daarbij helpt het binnen de landbouw ook nog eens niet dat er in boerenkringen enorm veel versplintering is ontstaan. Begrijpelijk, maar onhandig.’

‘Niemand zegt ik pik het op; ik ga daar echt werk van maken’

Hoe zou dat anders kunnen of wellicht moeten?

‘De kansen liggen bij het organiseren van verandering van onderop; zoveel mogelijk los van de politiek. Juist omdat de politiek weinig continuïteit in zich herbergt, moet die anderen de ruimte en tijd geven plannen te smeden. Daarvoor heb je dappere mensen vanuit de sector nodig. Aangevuld met andere belanghebbenden en partners die het geheel versterken. Denk aan natuur- en milieuorganisaties en kennisinstellingen of burgerinitiatieven. En ook overheden, maar geen politici met een direct en vluchtig belang. Noem het een deltaplan als je wilt, ik noem het een Coalition of the Willing. Een groep mensen die kennis van zaken heeft en durft stappen te zetten. Die weet dat ze tegen menig hobbel en criticaster aanloopt, maar daar doorheen en voorbij durft en kan kijken. Deze groep krijgt minimaal tien jaar de tijd waarbij de overheid ook duidelijk stelt: ja wij houden onze handen er vanaf.’

Dat klinkt mooi en hoopgevend, maar hoe kom je tot zo’n Coalition of the Willing? Het klappen van het landbouwakkoord ligt nog maar kort achter ons en boerenbestuurders kregen het daarin ook vanuit de eigen achterban aardig te verduren.

‘Het klopt dat de ‘boerencultuur’ van vandaag de dag niet mee zit. Ik besef mij dat het best wat vraagt van mensen en dus ook van boerenbestuurders. Maar ik zie veel, zeker ook jonge boeren, die willen en durven te bewegen. Zij moeten mede aan het roer komen van zo’n coalitie. Waarbij het perspectief volgens mij verlegd moet worden naar bijvoorbeeld 2050. Denk aan een narratief als: we creëren een kunstmestloze en landbouwgif-vrije sector in 2050. Of wellicht nog beter: ‘We creëren een kunstmestloze en landbouwgif-vrije sector voor de generatie die in 2050 aan het roer komt van de agrarische bedrijven. Met gezond voedsel van gezonde bodems voor een gezonde opbrengstprijs.’ De landbouw is erg sterk in het over de generaties heen kijken en werken. Die kracht kun je hierin benutten en dan heb je ook een lonkend perspectief. We gieten het in de vorm van een onafhankelijke stichting waarbij de politiek dus op afstand blijft. Hiermee kunnen de boeren en alle andere belanghebbenden in Noord-Nederland morgen nog wel beginnen. De vraag is of we het aandurven.’

Hoe hoopt en verwacht u dan dat de landbouw in 2050 eruit ziet?

‘Sowieso zijn de beknellende spanningen die we nu ervaren dan grotendeels weg. De landbouw is dan, veel meer dan het nu is, een gezonde sector die verschillende betaalde diensten verleent aan de maatschappij. Het produceren van voedsel gaat niet weg, maar het verworden van landschapsbeheerders heeft tegen die tijd voor veel boeren veel concretere vormen gekregen. Daar leiden we dan ook al een tijdje de jonge generatie veel meer voor op. En vergeet niet, die verandering heeft zich natuurlijk al ingezet. Al gaat dat langzaam. Ik zei tien jaar geleden al dat de landbouw een mammoettanker is waar een aantal sleepbootjes aan trekt. Dat is nog steeds zo, maar het aantal sleepbootjes is de laatste jaren fors uitgebreid. Denk aan alle duurzame melkstromen die er tien jaar geleden nog niet waren en nu al bijna niet meer weg te denken zijn. Kruidenrijk grasland heeft een enorme opmars gemaakt; de impact van het GLB begint zichtbaar te worden in het landschap. Ik wil maar zeggen, er gebeurt echt al wel heel veel, alleen is het nog vaak versnipperd en laten we de voorlopers en initiatiefnemers nu nog te vaak en te veel zwemmen. Het is mijn hoop en verwachting dat we dat met elkaar als samenleving ruim voor 2050 ombuigen en tot die gezonde en zeer diverse landbouwsector komen die de waardering krijgt die het dan ook verdient. Dat gun ik de agrarische sector ook echt.’

 

Dit artikel verscheen eerder ook in Agrarisch Magazine 2024 dat aan het einde van dit kalenderjaar in printeditie bij akkerbouwers en melkveehouders in Noord-Nederland is bezorgd.

Vorig artikelDe loze beloftes van 22 november
Volgend artikelLandbouwsector moet slimmer gaan acteren