Het mestprobleem verkleinen en tegelijkertijd groen gas oogsten. Voor steeds meer veehouders is het aanlokkelijk om mest te vergisten. Toch leven er ook zorgen. Vergisting ondermijnt belangrijke ondergrondse processen en daarom moet je van mest afblijven, klinkt het waarschuwend vanuit de ‘bodemhoek’. Hoe heet wordt die soep gegeten?

Het lijkt soms wel een geloofskwestie. Laat je mest met rust, als ultieme voeding voor het bodemleven, of probeer je de energie en inhoudsstoffen van de mest zo goed mogelijk afzonderlijk te benutten? Al jaren levert het discussie op en zelfs spanningen tussen boeren die samenwerken op het gebied van plaatsing van mest. Mest vergisten levert geld op, de overheid stimuleert en subsidieert alternatieve energiebronnen en mest afzetten kost veehouders handen vol geld. De kans is daarom groot dat er de komende jaren minder rundveedrijfmest en meer digestaat beschikbaar komt. Maar de grote vraag die ook onder veehouders en akkerbouwers leeft, is: doe je het bodemleven met het gebruik van digestaat nou tekort of niet?

‘Vergistingpropaganda’

Volgens uitgesproken criticus Peter Vanhoof is er een enorme ‘vergisterpropaganda’ gaande en worden de nadelen voor de bodem sterk gebagatelliseerd. De zelfstandig bodemkundige lichtte onlangs in een Niscoo-lezing de verschillen tussen bewerkte en onbewerkte mest nog eens toe. ‘Die verschillen zijn aanzienlijk. Tijdens het vergistingsproces, wordt onder anaerobe omstandigheden organische stof afgebroken tot methaan en CO₂. Je haalt de energie eruit en een deel van de koolstof wordt verbrand’, legt hij uit.

Ongeveer 30% van de organische stof wordt hierbij afgebroken. De resterende 70% bestaat vooral uit de moeilijker afbreekbare fracties, die dus nog wel beschikbaar zijn als toevoeging aan de bodem. Om het 30%-deel draait vooral de discussie, want dat is geen voedsel meer voor de organismen in de bodem. Ook verandert de C/N-verhouding van het materiaal: er blijft minder koolstof over en er zit meer snelwerkende stikstof in, in de vorm van ammonium. Het gehalte organisch gebonden stikstof is lager. ‘Daarmee zet je het bodemleven op non-actief’, zegt Vanhoof. ‘Dat betekent dat er ook minder mineralen worden vrijgemaakt in de bodem en meer direct beschikbare stikstof leidt tot een groeispurt van de gewassen.

‘Wij zien geen invloed van digestaat op de bodemkwaliteit’

Bovendien ga je op die manier geen opbouw van humus stimuleren’, zo schetst de bodemkundige de gevolgen. Dit leidt volgens hem tot een lagere voerkwaliteit en in de akkerbouw ziet hij een relatie met ziekten en plagen. ‘Snellere groei van de plant en een minder goed functionerend bodemleven, spelen schimmelziekten en schadelijke insecten in de kaart.’

‘Digestaat moet je met beleid inzetten’

 

Jaap Jan (links) en Henk Ras: ‘Je raakt door vergisten wat organische stof kwijt, maar hoe erg is dat?’

Hoe pakt het gebruik van digestaat uit in de praktijk? De broers Jaap Jan en Henk Ras in Den Bommel kunnen spreken uit ruime ervaring, want het gemengde akkerbouw/melkveebedrijf, op lichte klei, bouwde in 2015 een eigen monovergister. ‘We hebben ons sinds 2008 uitgebreid georiënteerd, in eerste instantie op een co-vergister. Maar het werd een mono-vergister, omdat de markt voor coproducten nogal fluctueerde en je met covergisting de hoeveelheid mest alleen maar groter maakt’, blikt Jaap Jan Ras terug. In de vergister wordt jaarlijks zo’n 8.000 kuub rundveedrijfmest omgezet in 150.000 tot 160.000 m3 groen gas, wat overeenkomst met de behoefte van zo’n 100 huishoudens.

Over de effecten van vergisten op de mestkwaliteit, was op het moment van investeren nog niet veel bekend. Grote zorgen hadden ze niet. ‘We zijn ons gaandeweg wel veel meer in de bodem gaan verdiepen en dan kom je ook nadelen tegen. Feit is dat je door vergisten organische stof kwijtraakt. Maar hoe erg is dat? Op grasland is het sowieso geen probleem. Op bouwland moet je zorgen dat je voldoende organische stof blijft aanvoeren. Deels doen we dat met grasland in de rotatie. We hadden altijd vrij veel eenjarig grasland, we proberen nu vaker tweejarig en in de toekomst gaan we misschien wel toe naar driejarig grasland. Overigens heeft dat niet alleen met digestaat te maken, maar met een algemene visie op bodemgezondheid. Verder voeren we regelmatig compost aan. Als je organisch materiaal afvoert of er gas van maakt, dan moet je dat ergens weer aanvoeren.’ Ras heeft niet de indruk dat het gebruik van digestaat merkbare effecten heeft op de bodem. ‘We hebben meegedraaid in een project waarbij organischestof-gehaltes en de samenstelling van het bodemleven onderzocht is. Die effecten waren niet significant. Wel leken er minder wormen actief na gebruik van digestaat.’ Waar ze wel nadrukkelijk rekening mee houden, is de stikstofwerking van het product. ‘Het bevat relatief veel snelwerkende stikstof, wat het vooral geschikt maakt voor gras en granen. Maar ook in bieten en aardappelen gebruiken we het volop, al is het wat meer passen en meten. We passen onze stikstofgift erop aan. Onze stikstofbenutting is flink hoger geworden. Over ons hele bedrijf hebben we het gebruik van kunstmeststikstof met 40% kunnen reduceren. Dat komt door diverse maatregelen, zoals klaver doorzaaien, maar ook het gebruik van digestaat draagt daar aan bij. Andere voordelen van digestaat zijn dat het geurloos is en dat het verpompen minder vermogen vraagt; het drogestofgehalte zakt bij vergisting van 11-12% naar 5-6%. Of we straks gaan herinvesteren, hangt af van veel zaken, maar bodemkwaliteit is daar niet een van.’

Hoe heet die soep gegeten wordt, is niet precies bekend. Waar iedereen het wel over eens is, is dat de samenstelling van het bodemleven verandert. Zo is bekend dat er relatief meer schimmels komen, want die kunnen beter met de moeilijker afbreekbare fractie overweg. Op zich is dat gunstig, vindt ook Vanhoof. Maar het weegt volgens hem niet op tegen de nadelen.

Ondergronds DNA

Om meer licht te laten schijnen op de verschillen tussen drijfmest en digestaat, doen ingenieursbureau Bioclear Earth en Europees Kenniscentrum Wetsus momenteel onderzoek in Noord-Nederland. Op verschillende bedrijven brengen zij de ondergrondse biodiversiteit in kaart. Dat onderzoek liep de afgelopen twee jaren al en wordt momenteel vervolgd. Het moet na dit jaar leiden tot een wetenschappelijke publicatie, vertelt Eline Keuning, onderzoeker bij Bioclear Earth in Groningen. Ook haar valt het op hoe verhit de discussie gevoerd wordt. ‘Wat we de afgelopen jaren in ieder geval hebben laten zien, is dat je er geen dode grond van krijgt. Dat hoorden we nog wel eens terug. Wel zie je dat er verschuivingen zijn in de samenstelling van het bodemleven, maar de biodiversiteit wordt zeker niet minder. Met behulp van DNA-analyses kunnen we dat precies zien. Je ziet bij drijfmestgebruikers bijvoorbeeld wat meer bacteriën die betrokken zijn bij de stikstofkringloop, meer dan bij boeren die digestaat gebruiken.’ Komend seizoen volgen er meer metingen. Ook na hun onderzoek zullen niet alle vragen beantwoord zijn, benadrukt Keuning. ‘Het is goed om vragen te blijven stellen en het kan best zijn dat je in je bedrijfsvoering aanpassingen moet doen, om bijvoorbeeld voldoende koolstof te blijven aanvoeren.’

Ander product

Het lijkt soms een geloofskwestie. Laat je dierlijke mest met rust als ultieme voeding voor het bodemleven? Of probeer je energie en bouwstenen in de mest zo goed mogelijk afzonderlijk te benutten? Al jaren levert het discussie op.

Of digestaat een teler past, zal per bedrijf verschillen. In de Veenkoloniën hoef je bij de meeste akkerbouwers niet met digestaat aan te komen, vertelt een grote intermediair in Drenthe, die liever anoniem blijft. ‘De akkerbouwers hier willen liever onbewerkte mest, omdat daar meer organische stof in zit. De enige reden waarom we nog wel eens wat digestaat doen, is omdat er soms hoge gehaltes stikstof en kali inzitten. Omdat er nauwelijks fosfaat in zit, kunnen we hem dan bijmengen om de inhoud van mestsilo’s op te waarderen.’

Op de klei rond Zeewolde heeft de familie Van der Knijff ruime ervaring met digestaat. Zij werken al 14 jaar naar volle tevredenheid met digestaat uit hun eigen co-vergister, die ze voeden met 60 procent rundveedrijfmest en allerhande co-producten. ‘Alleen resten van uien en bloembollen gaan er niet in’, vertelt Arie van der Knijff. Dat is puur uit voorzorg, want als het goed is overleven ziektes het proces niet, maar ze willen ook de kleinste risico’s uitsluiten. Het digestaat wordt gescheiden in dikke en dunne fractie. Nadat de dikke fractie met ongeveer 15% drogestof uit de scheider komt, wordt deze met behulp van eigen opgewekte warmte verder teruggedroogd naar 80-90% drogestof.

Dit materiaal wordt tot verstrooibare korrels geperst en gaat de handel in. ‘De organische stof kunnen we wel missen, die voeren we op andere manieren aan, zoals via gewasresten en groenbemesters’, zegt Van der Knijff desgevraagd. Met de sleepslang dienen ze de dunne fractie in het voorjaar toe in de granen en over kaal land. Dat past in de regel prima. ‘Al moet je met sommige aardappelrassen uitkijken, omdat de stikstof vrij snel beschikbaar komt.’ Of digestaat ook invloed heeft op de bodemkwaliteit? ‘Wij hebben niks gemerkt.’

Het ene digistaat is het ander niet

 

Digestaat is een breed begrip en de samenstelling ervan kan flink variëren, naargelang de herkomst en de mate van bewerking. Bij monovergisting gaat er pure mest in de vergister, al mag er maximaal 5% co-product in zitten, zoals kuilvoerresten. Van co-vergisting is sprake als er behalve mest maximaal 50% ander materiaal wordt meevergist, zoals plantaardig afval en resten uit de voedingsmiddelenindustrie. Dan is er nog uitsluitend plantaardige vergisting, zoals het digestaat afkomstig van de suikerfabriek waar bietensnijdsel en bietenpuntjes worden vergist tot groen gas. Het eindproduct hiervan wordt gezien als compost. Behalve wat er de vergister ingaat, is het belangrijk te kijken naar de bewerkingsstappen. Na vergisting wordt digestaat vaak gescheiden in dikke en dunne fractie. Ook die beide fracties worden aangeduid als digestaat. De ongeveer 90% dunne fractie die na scheiden overblijft is stikstofrijk (ammonium) en arm aan organische stof. Het vaste deel is rijk aan fosfaat en organische stof. Een van de nadelen die aan digestaat kunnen kleven, is een hoger zoutgehalte. Al heeft dat vooral te maken met wat de vergister ingaat. Bij mono-vergisting verwachten deskundigen geen grote veranderingen ten opzichte van drijfmest. Anders wordt dat bij covergisting, waarbij er allerlei (gewas)resten bij de mest worden gedaan. Het ophopen van kalium kan een aandachtspunt zijn. En op kleigronden kan natrium nadelig uitwerken op de bodemstructuur. Het verdringt andere positief geladen elementen, die groter zijn. Calciumionen bijvoorbeeld, zijn groter en drukken daardoor de kleiplaatjes verder uit elkaar, wat een mooie rulle structuur geeft.

Vorig artikelPopulaire robot zaait en schoffelt volop
Volgend artikelNedertarwe zoekt telers in het Noorden