Het bouwplan op de akkerbouwbedrijven gaat de komende jaren flink op de schop. ‘Een bouwplan met 60% intensieve en 40% extensieve gewassen wordt straks het nieuwe normaal. Dat vraagt een omschakeling in het denken van telers: van productiegericht naar slim ondernemen’, zegt Ruthger Steenbeek van Countus.
‘Er zijn nog steeds akkerbouwers die denken dat de wal het schip wel keert en dat het zo’n vaart niet loopt met bouwplanverandering. Ik zou ze graag uit de droom willen helpen, want de realiteit is dat er wel degelijk veel gaat veranderen. Ruthger Steenbeek, branchespecialist akkerbouw bij Countus, is helder in z’n constatering en zet de opgaves die vanuit Europa, Den Haag en de provincies op boeren afkomen nog maar eens op een rij. ‘De bodems moeten gezonder en nitraatuitspoeling op akkerbouwbedrijven wordt wat stikstof op dit moment voor de melkveehouderij is. Verder moet er CO2 worden vastgelegd, watertekorten en verzilting schreeuwen om oplossingen, er moet iets worden gedaan aan biodiversiteit en chemische gewasbeschermingsmiddelen worden schaarser.’
Einde intensieve monoculturen
De kern van zijn boodschap: wil de akkerbouw bestaansrecht houden in Nederland, dan moet de sector met adequate antwoorden komen. En die antwoorden hebben behoorlijke gevolgen voor het bouwplan. ‘Om alle opgaven en doelstellingen te halen, heb je meer rustgewassen en vlinderbloemigen nodig in het bouwplan, iets waar vanuit het nieuwe GLB met meer gewasdiversificatie nu al volop wordt gestuurd. Je zult ook iets moeten doen aan natuur- en akkerrandenbeheer en bodemgezondheid. Kortom, we gaan af van de intensieve monoculturen en richting extensievere bouwplannen met meer gewasrotaties.’ Steenbeek ziet dat die koers in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) ook een duidelijke leidraad is.
Bouwplan van de toekomst
Countus heeft voor een akkerbouwbedrijf van 100 hectare met pootgoed of consumptieaardappelen op een rij gezet hoe het bouwplan er op basis van deze ontwikkelingen in de toekomst uit gaat zien. ‘Een bouwplan met 34% aardappelen, 34% suikerbieten, 16% uien of peen en 16% granen, dat we nu nog regelmatig zien in de praktijk, is straks voorbij’, constateert Steenbeek. Countus heeft een toekomstig bouwplan ingetekend waarmee, in combinatie met andere maatregelen alle opgaven kunnen worden gehaald. In het nieuwe bouwplan daalt het percentage aardappelareaal van 34 naar 28,5%. De andere 50% aan intensieve gewassen (bieten, uien of peen) gaat eveneens terug naar 28,5%. Het graanareaal gaat met bijna 2% terug. Het vrijkomende areaal wordt ingevuld met een vezelteelt of natuurbeheer (van 0 naar 13%), met akkerrandenbeheer (van 0 naar 2%) en met vlinderbloemigen, zoals erwten of veldbonen (van 0 naar 14,25%). In de tabellen links- en rechtsonderin is alles nog eens overzichtelijker op een rij gezet, met erachter de elementen waarop met deze gewassen wordt gescoord en eronder de extra maatregelen die nog nodig zijn om de benodigde doelen te halen.
‘Pootgoedteler verliest € 500 tot € 600 per ha aan saldo’
Steenbeek: ‘Dit nieuwe bouwplan kost een pootgoedteler € 500 tot € 600 aan saldo per hectare en een consumptieaardappelteler zo’n € 400. Een zetmeelaardappelteler gaat er € 175 tot
€ 250 op achteruit. Scoor je goud in het nieuwe GLB dan pak je de eerste € 100 al terug.’ De specialist van Countus constateert blij verrast dat akkerbouwers dit jaar al volop aan het schakelen zijn. Hij zegt: ‘Ik was eerst heel negatief over de ecoregeling, maar zie nu dat bijna elke akkerbouwer gaat voor goud. Met name de grotere bedrijven met meer dan 200 hectare springen erop. Die zeggen gewoon: we gooien 10 hectare suikerbieten, peen of graan eruit en zetten er 10 ha luzerne of vezelhennep voor in de plaats. Dan halen we goud en dat levert aan GLB-geld € 100 per hectare op. Op 200 hectare is dat € 20.000. Weliswaar levert deze teler met dit extensievere bouwplan ook € 18.000 saldo in. Maar onder de eindstreep houdt hij toch € 2.000 meer over en z’n grond wordt er beter van.’
Voor klein bedrijf lastiger
Voor een kleinere akkerbouwer wordt het al een lastiger verhaal. ‘Stel je hebt 50 hectare en levert 5 hectare aan suikerbieten in ten behoeve van een eiwitgewas. Dan mis je € 6.000 of € 7.000 aan bietensaldo en je krijgt er via GLB-goud maar € 5.000 aan compensatie voor terug. Dan wordt de keus al een stuk lastiger.’ Steenbeek spreekt van de voorsprong die grotere bedrijven hebben: die gaan rekenen, hebben de slagkracht en doen dit veel makkelijker, zelfs als ze qua saldo vergelijkbaar uitkomen ten opzichte van de oude situatie. ‘Want ze pakken dan wel de winst van een stukje grondverbetering en omzeilen met deze hectares de rooiplicht om voor 1 oktober de suikerbieten de grond uit te hebben.’
Leuk en aardig allemaal, maar met GLB-goud is het forse saldoverlies per hectare en daarmee inkomen nog lang niet gecompenseerd. Steenbeek: ‘Dat klopt. De rest moet komen uit de markt, dus uit oplopende saldo’s van gewassen als veldbonen, erwten, soja, lupine. Uit de opbrengsten van vezelteelten zoals vezelhennep, olifantsgras of vlas. Dat zijn allemaal markten waarvoor in de toekomst weliswaar kansen liggen, maar die nog verder moeten worden ontwikkeld.’ Voor eiwitgewassen kun je volgens Steenbeek denken aan vleesvervangers. ‘Een aantal studiegroepen van boeren is hier samen met verwerkers ook al volop naar aan het kijken.’ En voor vezelteelten liggen er grote kansen voor afzet naar biobased bouwen en beloning voor koolstofopslag.’
Rabo moet overbruggen
Steenbeek beseft dat het, ondanks de kansen die er komen, financieel een grote uitdaging blijft. ‘Mijn conclusie is: het omzetten van het bouwplan kost akkerbouwers de komende tien jaar geld. Maar dan is er wel een nieuw evenwicht gevonden, met een akkerbouw die op gebied van duurzaamheid enorme stappen heeft gemaakt en met tal van nieuwe verdienmodellen een gezonde toekomst voor zichzelf heeft gecreëerd.’ Hij stelt dat alle marktpartijen en consumenten mee moeten schakelen om de transitie te laten lukken. ‘Wat dat betreft is het mislopen van een Landbouwakkoord erg jammer. In zo’n akkoord hadden we afspraken kunnen maken hoe overheid en marktpartijen boeren kunnen helpen om die overgangsperiode te overbruggen.’
Wat dat betreft is Steenbeek erg blij met de houding van de Rabobank, die hierin regie neemt. De Rabobank heeft € 3 miljard gereserveerd voor het verduurzamen van de landbouw in Nederland. ‘Een bedrijf moet een plan hebben, dat plan moet goed scoren op duurzaamheid en financiële zekerheid. Maar als dat plan zo in elkaar zit dat die financiële duurzaamheid pas over vijf jaar wordt bereikt, dan moeten wij zorgen dat dit plan de eerste vijf jaar wel gefinancierd is. Dus wij moeten de moeilijke periode van de eerste vijf jaar overbruggen voor deze ondernemer’, zo zei Rabovoorman Alex Datema recent op een bijeenkomst in Leeuwarden. Hoe? ‘Dat gaan we doen met rentekortingen die fors hoger liggen dan de eerder genoemde 0,2%. Verder met ruimte aflossingstermijnen en wellicht ook aflossingsvrije termijnen. Landbouwakkoord of niet, na de zomer gaan we dit uitrollen.’ Steenbeek: ‘Dat kan echt helpen om de sprong te maken.’
Van productiegericht naar slimmer
Steenbeek stelt dat er een nieuw tijdperk aanbreekt: ‘De nieuwe akkerbouw wordt minder productiegericht en meer gericht op slim ondernemen en rouleren, kijken hoe en waar je slim gewassen kunt telen en saldo’s kunt stapelen. Zo zie ik al akkerbouwbedrijven die standaard 5 of 10 hectare volledig in natuur zetten en dit elk jaar laten meedraaien in hun bouwplan. Een bloemenmengsel erin en een jaar lang helemaal niks aan doen. Pak je toch in veel provincies een ANlb-subsidie mee van soms wel € 2.500 per hectare, met wat kosten eraf een saldo van netto zo’n € 2.000.’ Op het akkerbouwbedrijf van de toekomst, PPO in Lelystad, wordt gewerkt met bouwplannen met 50% extensieve gewassen en 50% intensieve gewassen. ‘Dat gaat wel heel veel omzet kosten. Ik denk dat een bouwplan van 40% extensief en 60% intensief realistischer is. Met deze combinatie van teelten maken we een grote duurzaamheidsslag, kunnen we alle opgaven die er liggen halen en je houdt nog een redelijk saldo over ook om bestaansrecht te hebben als boer. Met kansen op meer, als de nieuwe verdienmodellen zich aandienen.’
Praat mee met provincie
In die nieuwe akkerbouw is er niet voor iedereen plaats. Er komen minder akkerbouwbedrijven en het areaal schaalt verder op (zie tabel hieronder), zo denkt Countus. Het werken met robots, kleinere machines, registratiesystemen en kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) – al dan niet beloond met een overheidspremie – wordt het nieuwe normaal. ‘Denk nu al na over toekomstgericht investeren in je machinepark. ‘Wordt het toch weer een grote trekker op diesel of wacht je nog even op de waterstoftrekker die eraan komt?’ Minder kunstmest? ‘Denk na over het bouwen van een eigen mestopslag, zodat je de mest kunt uitrijden wanneer je zelf wilt.’ Countus adviseert boeren om vooral actief mee te blijven praten met gebiedsgerichte invulling in de provincies. ‘Als ik akkerbouwer was tussen de natuurgebieden in Drenthe, zou ik direct naar provincie stappen en vragen: ik wil boer blijven, wat willen jullie? En dan samen een plan maken om voor een goede vergoeding verschillende groenblauwe diensten te leveren.’
Financiële gat overbruggen
‘Financiële slagkracht, grondbeschikbaarheid, grondgezondheid – kijk maar naar wat er nu in Drenthe en Groningen gebeurt, waar telers door wratziekte hun grond niet meer met aardappelen mogen betelen – bepalen de kansen’, stelt Steenbeek. Ook de beschikbaarheid van water wordt een steeds groter item. ‘Zeeland heeft al geen water meer om te beregenen en in Flevoland, waar het nog wel mag, wordt verzilting in de komende jaren een serieus item.’ Steenbeek denkt dat akkerbouwers massaal overschakelen op slim watermanagement, zoals fertigeren. Hij besluit met de constatering: ‘Er liggen volop kansen in de nieuwe landbouw die zich aandient, maar de eerste jaren zal het wel wat financiële offers vragen van de boer. Daarom hoop ik op een overheid en andere partijen die dat gat tijdelijk gaan overbruggen.’