De rode wijn zal vast z’n werk hebben gedaan, maar in z’n ogen is te zien dat hij nog scherp is. Hij is in dit geval een selfmade-man die in 25 jaar tijd een prachtig en rendabel gemengd bedrijf – met wijn, aardappelen, suikerbieten en varkens – opbouwde aan de rand van het meer van Genevé. Nu, zittende op een terras onder de neergaande Zwitserse zon, buigt hij zich naar voren en zegt: ‘Mijn hele carrière heb ik Nederland gezien als toonaangevende agrarische natie. Altijd vooroplopend met innovaties en aanpassingsvermogen. Nu vraag ik mij echter oprecht af: waar staat de Nederlandse agrarische sector over 15 tot 20 jaar en waarmee onderscheidt die zich dan nog?’
Dit tafereel speelde zich afgelopen zomer af en sindsdien spookt deze boeiende vraag mij meermaals door de kop. Zeker nu verschillende markten zich ook nog eens duidelijk anders gedragen dan voorheen. Ik bedoel, we kunnen een melkprijs van € 0,60 per kilo wel afdoen met ‘de kosten zijn ook sterk gestegen dus we hebben het nodig’, maar historisch gezien is die prijs echt van een ongekend niveau. In de pootaardappelen is het niet anders, ook daar zijn de opbrengstprijzen inmiddels hoger dan ooit tevoren. In het verdienvermogen op korte termijn ligt het probleem dan ook niet voor de meeste agrarische bedrijven. En hoewel niemand een glazen bol heeft, blijven veel voedselprijzen de komende jaren waarschijnlijk relatief hoog en loont het prima om hectares aardappelen te telen of koeien te melken.
De uitdagingen liggen dan ook vooral op een ander vlak. In de akkerbouw toont klimaatverandering zich een sluipmoordenaar en speelt vooral de vrees voor versnelde afbouw van het middelengebruik een grote rol; onder druk van de politiek maar minstens zozeer van markt en maatschappij. De melkveehouderij gaat angstvallig de komende jaren tegemoet waarbij de afbouw van de derogatie écht voelbaar zal zijn. Hoge opbrengstprijzen zijn dan mooi, maar verdampen op veel bedrijven als sneeuw voor de zon. Deze situatie is om verschillende redenen frustrerend en zorgt voor kopzorgen. Bij de vraag hoe hier mee om te gaan, wordt vaak naar de politiek gekeken en gewezen. Maar de praktijk bewijst dat die eigenlijk altijd de markt volgt en vooral moeite heeft om tempo te maken in veranderingen. Daar kun je als sectoren en individuele boer boos om worden, of je pakt zelf zo veel en goed mogelijk de handschoen op.
In de akkerbouw neemt BO Akkerbouw daarin het voortouw door onder ander een concreet plan neer te leggen hoe doelsturing handen en voeten te geven. In de melkveehouderij loopt het momenteel wat moeizamer, maar als altijd gloort er op verschillende plekken hoop. Bijvoorbeeld in Zuidwest-Friesland waar een groep melkveehouders zelf een plan voorbereid om een pilot gebiedsgerichte derogatie in hun gemeente los te trekken. Bij het horen van dit soort acties en initiatieven denk ik terug aan de Zwitserse boer en zijn vraag hoe de Nederlandse landbouw zich in de toekomst positioneert. Ik hoop dat hij, wanneer hij over een aantal jaren ons land bezoekt, met eigen ogen kan zien hoe de agrarische sector hier niet louter op de politiek wachtte of zich uit het veld liet slaan. Deze sector bedient dan de markt én de maatschappij proactief. Als onze natie daarin slaagt, zijn we zonder twijfel super toonaangevend.
Een inspirerend 2025 toegewenst!
Sjoerd Hofstee