Moet je landbouw en natuur verweven met elkaar, het zogeheten landsharing? Of moet je ze juist volledig uit elkaar halen, ook wel landsparing genoemd? ‘Dat laatste. Daarmee haal je de natuurdoelen met behoud van voedselzekerheid’, is de stellige overtuiging van opiniemaker Hidde Boersma. Frank Verhoeven van Boerenverstand denkt er anders over. ‘Boeren wegjagen uit hun habitat naar zones waar ze volop kunnen boeren, werkt op verschillende fronten alleen maar averechts.’
Beide mannen gingen op donderdag 21 november in het Fries Landbouwmuseum, op een avond van het Lânboukundig Wurkferbân van de Fryske Akademy, met elkaar in debat over het thema. ‘Als wij de natuur en het klimaat willen redden en meer biodiversiteit willen terugkrijgen, is het beter om landbouw te intensiveren in plaats van te extensiveren’, stelt Hidde Boersma, wetenschapsjournalist, publicist en opiniemaker. Hij bepleit ruim baan voor hoogproductieve, technologische landbouw in gebieden die zich daar voor lenen. ‘Maak van de minder geschikte gebieden volledig natuur of natuur met een heel klein beetje landbouw.’
Hij verdiept zich al jaren in het vraagstuk hoe klimaatverandering en het verlies van natuur en biodiversiteit tegen te gaan. Langzamerhand kwam hij steeds meer gegevens en literatuur tegen die eigenlijk tegenspraken wat hij in zijn jeugd had geleerd. ‘Een daarvan – en dat is voor mij de allerbelangrijkste – is dat niet een overschot aan mest, kunstmest of bestrijdingsmiddelen de belangrijkste oorzaak is van de achteruitgang van biodiversiteit, maar ‘agricultural land use change’, dus het omzetten van bos en natuur in productieland voor de landbouw. Daardoor verdwijnen habitats, natuurlijke leefomgevingen. Dan is het eigenlijk heel gek dat de binnen- en buitenlandse politiek inzetten op extensiveren. Immers, het betekent dat we meer land nodig hebben om net zoveel voedsel te produceren.’
‘Natuurinclusieve landbouw is van alles net niks’
Meer doen op minder land
Boersma is een ecomodernist, de stroming die zegt dat we klimaatverandering en teloorgang van biodiversiteit moeten tegengaan door land te sparen: meer doen op minder land om ruimte vrij te maken voor échte wilde natuur. ‘Ik volg dit debat nu al twintig jaar en elke binnen- en buitenlandse wetenschapper die hier induikt en nader onderzoekt, komt terug met de conclusie: ‘Jongens, de enige manier om de biodiversiteit te redden, is zoveel mogelijk doen op zo weinig mogelijk land. Omdat je op een akker nooit die ene specifieke plant kan terugkrijgen. Of nooit die ene specifieke sluipwesp die net die ene eik nodig heeft. Biodiversiteit en voedselproductie gaan niet samen. Het idee dat landsparing beter werkt om de biodiversiteit te redden dan landsharing is langzamerhand consensus aan het worden in de wetenschap.’
Hoofdkwartier biologische landbouw
Boersma woont in Amsterdam, de stad die hij bestempelt als het hoofdkwartier van de biologische landbouw. ‘En dan kom ik vertellen: mensen, eigenlijk kopen jullie de verkeerde producten. Je kan beter producten kopen van hoogtechnologische, hoogproductieve landbouw, want daarmee spaar je veel land uit en dat is eigenlijk veel duurzamer dan biologische landbouw.’
Dat levert veel discussie op, maar hijzelf is overtuigd. ‘De Wageningse hoogleraar Rudy Rabbinge zei het in de jaren ’90 al: als je de landbouw gaat concentreren en optimaliseren op de meest vruchtbare gronden in Europa, kan je toe met een kwart van het huidige areaal om voldoende voedsel te produceren. Dat betekent dat je 75% van de huidige gronden in Europa eigenlijk niet nodig hebt voor dezelfde voedselzekerheid. Kijk alleen maar naar een land als Portugal. Daar zitten boeren op zanderige hellingen die voor 80% van hun inkomen afhankelijk zijn van GLB-geld. Laat ze dat geld houden, maar transformeer ze van boer in landschapsbeheerder. Dan krijg je daar de natuur terug. En stimuleer dan innovatie, technologie en hoogproductieve landbouw op de stukken die zich daar veel beter voor lenen.’
Beruchte kleurenkaart Schouten
Ook voor het oplossen van klimaat- en natuurproblemen in Nederland pleit Boersma voor het Rabbinge-model, zij het iets aangepast. Hij verwijst in z’n inleidingen regelmatig naar de kleurenlandkaart (onderaan dit artikel), in 2021 gemaakt binnen een studie van Wageningen UR. Deze kaart deelt ons land op in verschillende zones en zat eind 2021 als bijlage bij een brief van de toenmalige landbouwminister Carola Schouten aan de Tweede Kamer. De brief was bedoeld als voorzet om de landbouw in Nederland ingrijpend te hervormen, maar belandde na wat kabinetswisselingen onverrichterzake ergens in een diepe lade. Alles wat geel is ingekleurd, betekent ruim baan voor hoogproductieve, intensieve landbouw, zeg maar zone A. Alles wat lichtgroen is ingekleurd, is natuurgebied, daar vindt geen agrarische activiteit plaats. Dit is zone D. De twee kleuren er tussen in zijn lichtgeel (zone B) en groen (zone C). B biedt plaats voor ‘light-versies’ van plantaardige of dierlijke productie, zeg maar extensievere vormen van akkerbouw en melkveehouderij. In zone C domineert de natuur: boeren is er niet onmogelijk, maar staat wel voornamelijk in dienst van de natuur. Boersma is groot voorstander van zo’n soort indeling, of een variant erop, voor Nederland. Ook landbouwpolitieke kopstukken als Louise Fresco, Pieter Winsemius, Rudy Rabbinge en oud-landbouwminister Cees Veerman pleitten eerder voor een dergelijke scherpere scheiding tussen landbouw en natuur. ‘Het geeft beide meer ruimte.’
‘Zones gaan niet werken’
Iemand die hier absoluut niet in gelooft is Frank Verhoeven van Boerenverstand. ‘Ik ben bepaald geen voorstander van boeren in zones. Dan komt er een planoloog even vertellen dat boer X moet verhuizen en boer Y mag blijven. In het verleden is dit ook al eens geprobeerd met Landbouw Ontwikkelings Gebieden en dat was ook geen succes. Het zorgt alleen maar voor veel maatschappelijke onrust en weerstand.’ Er speelt nog een ander aspect. ‘Er zijn al zo weinig boeren meer in ons land en de diversiteit aan verschillende soorten bedrijven maakt ons platteland aantrekkelijk. Dus we moeten juist alles op alles zetten om boeren op hun plek te houden, maar dan in combinatie met verbeterde prestaties op gebied van klimaatopgaves en biodiversiteit.’
Verhoeven gelooft heilig in die route. ‘Om stikstofdoelen te halen, moet de melkveehouderij van gemiddeld 56 kilogram ammoniakuitstoot naar 40 kilogram per hectare per jaar, een reductie van zo’n 30%. De boer heeft dan een aantal keuzes: extensiveren, meer weidegang of minder stikstof-input, hetgeen ook de kosten verlaagt.’ In diverse studies, maar ook inmiddels in de praktijk, is volgens hem aangetoond dat een generieke reductie van 30% voor een groot deel van de melkveehouders haalbaar is, zonder verlies van productie en vaak zelfs met verbetering van inkomen. ‘Of we dat nou technisch doen of via vakmanschap, het gaat er om dat boeren gestimuleerd worden om door te gaan met innoveren en uiteindelijk reduceren. We hebben voldoende data van boeren uit de praktijk, die het gewoon al lukt om 30% reductie te realiseren van stalemissies, veldemissies, excretie van koeien, voerimporten, methaanuitstoot en CO2-uitstoot.’
Hele groep beweegt nauwelijks
Waarom gebeurt dat dan nu nog niet bij grote aantallen boeren? Verhoeven: ‘Wij zien in Nederland een hele groep boeren die eigenlijk nauwelijks meer beweegt. Als je marginaal rendabel produceert, is het een risico om aan de bedrijfsvoering te gaan sleutelen. Daarom houdt de boer vast aan beproefde werkwijzen. Voor deze boeren is een stevige beloningsaanpak nodig om een transitie naar 30% reductie te ondersteunen.’ Een dergelijke beloningsaanpak moet uiteindelijk komen uit het werken met de zogeheten kritische prestatie-indicatoren, kortweg KPI’s genoemd. ‘De premie van 1,5 cent van FrieslandCampina op het verlagen van de CO2-uitstoot bewijst dat zo’n KPI-aanpak ontzettend goed kan werken. In heel korte tijd is de CO2-emissie met ongeveer 30% gereduceerd’, stelt Verhoeven.
‘Een planoloog die even vertelt wie waar moet boeren? Niet doen’
Deze beloningsaanpak wil de Nederlandse regering voor veel meer dossiers gaan hanteren, zo liet landbouwminster Femke Wiersma in een recente kamerbrief weten. Verhoeven: ‘Daar ben ik erg blij mee. In die Kamerbrief wordt gewoon expliciet gezegd van: we moeten door met die KPI-systematiek.’ Dat betekent concreet: via KPI’s doelen stellen op zaken als CO2-uitstoot, biodiversiteit, ammoniakemissie, diergezondheid en noem ze allemaal maar op. Met beloningen van overheden en de markt moet er vervolgens een dusdanige prikkel komen dat boeren ook echt aan de slag gaan. ‘Er komen steeds meer partijen die boeren stimuleren en motiveren om stappen te blijven zetten, dus het gaat eigenlijk best wel de goede kant op’, zegt Verhoeven. Hij zegt: ‘Wat mij betreft heeft elke boer in vrijwel elk gebied een toekomst. Want ook rond natuurgebieden hebben we melkveehouders keihard nodig om het landschap aantrekkelijk en leefbaar te houden.’
Landgebruik favoriete KPI
Terug naar Hidde Boersma. ‘Mijn favoriete KPI is en blijft uiteindelijk absoluut landgebruik: hoe meer land je buiten de landbouw houdt, hoe beter je scoort.’ Hij noemt Costa Rica als voorbeeld van een succesvol landsparingsbeleid. ‘In de jaren ’80 van de vorige eeuw was de boskap daar enorm doorgeslagen en dreigde al het bos te verdwijnen. De regering greep in door een 4% brandstof-taks in te stellen. Tegelijkertijd werden er serieuze langjarige vergoedingen in het leven geroepen voor koolstofopslag en landschapsbeheer. Boeren die stopten met de boskap, behielden zo een inkomen. Zij boerden op de minder vruchtbare en slechter begaanbare gronden.’
Boeren die op betere gronden actief waren, gingen gewoon door met hun activiteiten en intensiveerden die. Op deze wijze is de bosgroei hersteld en hebben veel meer Costa Ricanen op het platteland een goed inkomen behouden.’ Costa Rica heeft inmiddels het imago van een biodiversiteitsparadijs. Terwijl het jarenlang de nummer 1 was in ontbossen. De natuur herstelde en breidde uit, het toerisme nam toe en de economie van het land groeide. ‘Boeren krijgen er veel waardering voor de natuur die ze maken en tegelijkertijd zijn ze ook heel erg trots op dat ze de nummer één exporteur zijn van ananas en bananen. Voor mij is Costa Rica hét voorbeeld dat je je hele identiteit volledig ten goede kan omkeren.’
Natuurinclusief dichter bij burger
Discussieleider Henk van der Zwaag wierp tijdens de discussie op dat het concentreren van hoogproductieve en intensieve landbouw in slechts een beperkt aantal gebieden maatschappelijke afkeer van landbouw alleen maar stimuleert. ‘Dat natuurinclusieve verhaal staat toch veel dichter bij de mensen?’ Boersma: ‘De status quo is niet het eindpunt voor mij. Ik denk dat je ook wel allerlei schoonheden kan toepassen in en rond de intensieve landbouw.’ Frank Verhoeven: ‘Ik heb moeite met de maakbaarheid. De boer is eigenaar van de grond en wij gaan daar even een soort Van der Wal-achtig kaartje op droppen en van bovenaf bepalen wat intensief en wat extensief wordt. Terwijl die boer op die plek ook gewoon veel waarde kan realiseren. Die mensen wonen daar al generaties lang en willen daar ook gewoon het liefst blijven wonen.’
Megaruilverkaveling van 40 jaar
Boersma: ‘Dat hele idee dat boeren zo gehecht zijn aan de grond vind ik een beetje vals sentiment. Boeren wisselen vaak en gemakkelijk van plek. Ik geloof juist dat ze heel graag naar de beste gronden willen. Tegelijkertijd is de grootschalige ruilverkaveling die ik bepleit een ruimtelijk ordeningsproces waar je zeker 40 jaar de tijd voor moet nemen, dat is niet van vandaag op morgen. En vergeet niet, de helft van de boeren heeft geen opvolger. Dus volgens mij is het hoog tijd om radicaler na te gaan denken en ook weer te gaan houden van ruimtelijke ordening. Daar zijn we altijd heel goed in geweest. We hebben dat de afgelopen decennia verslonst, maar daar moeten we echt serieus over gaan nadenken.’
Verhoeven: ‘Als dan straks nog iemand in de toekomst een koe in de wei wil zien, moeten ze dan naar zone A? Of nee, want in die zone staan ze juist op stal. Naar zone B dan? Joh, dat gaat niet werken.’ Boersma: ‘Ach, dat hele idee van natuurinclusieve landbouw is een beetje pappen en nathouden, het is van alles net niks. Je maakt het boeren moeilijk, maar de biodiversiteit komt er niet mee terug.’
Dit artikel verscheen ook in Agrarische Magazine 2025 dat eind december 2024 in Noord-Nederland is verspreid onder akkerbouwers en melkveehouders.