Een stortvloed aan maatregelen krijgt de akkerbouw in korte tijd over zich heen.
Eco-regelingen, bufferstroken, bouwplanverruiming, rustgewassen, de 1 oktober-regel.
Alleen bij het lezen begint het al te duizelen, laat staan dat je er mee moet werken. Het
allerergste is dat de regelmakers zelf niet weten hoe de regels er precies uit komen
te zien. De exacte invulling moet nog nader worden uitgewerkt. Ondertussen moeten
akkerbouwers – die in het najaar hun bouwplan voor volgend jaar bepalen en de eerste
gewassen daarvoor al hebben ingezaaid – vanaf 1 januari 2023 aan de nieuwe regels
voldoen.

De discussie over een groeiende kloof tussen stad en platteland is sinds Johan
Remkes actueler dan ooit. De regelgeving die nu over de akkerbouwers wordt gestort,
onderstreept zijn punt. Ergens in Den Haag of Brussel wordt van alles bedacht. Maar
de bedenkers hebben geen flauw benul hoe dat in de praktijk uitpakt. Anders is zoveel
domheid eenvoudigweg niet te verklaren. Is er niemand van al die goed betaalde
ambtenaren en ministers die, voordat nieuwe regelgeving wordt gepresenteerd, even
toetst hoe dat dan uitwerkt in de praktijk? Of zou dit allemaal bewust worden bedacht
door mensen die weinig op hebben met de hedendaagse landbouw en zo ruim
wisselgeld hopen te houden in de onderhandelingen?

Tijdens de rassenshow in Bant deed algemeen directeur Jan van Hoogen van Agrico
een dringend beroep op zowel de Europese als de Nederlandse overheid: ‘Wij als
agrarische sector willen echt wel bewegen. Maar breng gewoon wat tijd, realisme
en gezond boerenverstand in al die doelen en beperkingen die zich maar blijven
opstapelen.’
Van Hoogen constateert niet voor de eerste keer dat de richtinggevende
overheden te ver van de praktijk af staan. Hij stelde vervolgens dat de organisaties
die nu de belangen van de akkerbouw vertegenwoordigen eigenlijk te klein zijn om
een vuist te maken. De Agrico-topman schuift de Brancheorganisatie Akkerbouw naar
voren als de aangewezen organisatie om dat op te pakken omdat die als enige de hele
akkerbouwsector vertegenwoordigt.

Diezelfde BO Akkerbouw presenteert binnenkort een progressieve toekomstvisie.
Daarbij spaart het de eigen sectorvertegenwoordigers niet. ‘Veel mensen in de sector
verkondigen met luide stem wat ze allemaal niet willen. Maar je zult vooral ook moeten
vertellen wat je dan wél wilt’, stelt directeur André Hoogendijk van Brancheorganisatie
(BO) Akkerbouw onomwonden in een uitgebreid interview in de nieuwe editie van Akker van het Noorden.

Ook de overheid krijgt een draai om de oren. Wat is nu eigenlijk je visie op landbouw? Hoeveel plek moet de landbouw over twintig of dertig jaar nog hebben? Hoeveel voedsel moet dat opleveren? Moet dat klimaatneutraal worden geproduceerd? En wil je ook dat boeren het landschap gaan onderhouden? Geef daar eens duidelijk antwoord op, luidt de boodschap. BO Akkerbouw opteert voor een akkerbouwsector die goed kan uitleggen waarom het in Nederland 500.000 hectare ruimte in beslag neemt. Daarop wordt nóg gezonder en duurzamer voedsel geproduceerd dan nu al het geval is. Niet met onzinnige kalenderlandbouw, maar met beleid waarin de boer zelf kan sturen op doelen en daar op wordt afgerekend.

Een sector waarin boeren langjarige vergoedingen krijgen voor het geluk dat ze burgers leveren in de vorm van groene en blauwe diensten. En een sector die een serieuze rol speelt in de transitie van dierlijk naar plantaardig eiwit én de omslag naar een biobased
economie. BO Akkerbouw komt met een heldere visie op z’n eigen relevantie, gekoppeld aan inlevingsvermogen in hoe de maatschappij zich ontwikkelt. Als de politiek hier niets mee doet, weet ik zeker dat het gezonde boerenverstand Den Haag en Brussel voorgoed heeft verlaten.

Vorig artikelMachtige agroreuzen remmen transitie
Volgend artikelHandel in carbon credits in boerenhanden